ECLI:NL:RBDHA:2025:22372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
09-220797-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor belediging en mishandeling van politieagenten met ISD-maatregel

Op 27 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belediging en mishandeling van politieagenten. De verdachte, geboren in 1994 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het beledigen van twee agenten en het mishandelen van een van hen op 5 augustus 2025. Tijdens de zitting op 13 november 2025 heeft de officier van justitie, mr. T. Berger, gevorderd tot bewezenverklaring van alle feiten, terwijl de verdediging geen verweer voerde tegen de bewezenverklaring. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor het beledigen van agenten en het mishandelen van een agent. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde de ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren, gezien zijn recidive en het risico op herhaling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 275,00 toegewezen aan de benadeelde partij, een agent die mishandeld was, en de verdachte werd veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het belang van de veiligheid van politieagenten in hun werk.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/220797-25
Datum uitspraak: 27 november 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 13 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Berger en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.T.P. van der Made naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 5 augustus 2025 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 1] , hoofdagent bij de politie eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hem (meermalen) de woorden toe te voegen: "Jij met je kankerlichaam", althans woorden van gelijke beledigende
aard en/of strekking;
2
hij op 5 augustus 2025 te Zoetermeer [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] met kracht in het gezicht te slaan, terwijl het misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3
hij op 5 augustus 2025 te Zoetermeer opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] , agent bij de politie eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankersukkel" en "je bent een vieze kanker flikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen. In de eerste plaats is het niet nodig om de ISD-maatregel op te leggen, omdat de verdachte in de gevangenis is gestabiliseerd. Ook is hij gemotiveerd geraakt om de draad op te pakken en om aan het werk te gaan. Daarnaast is het niet opportuun om de ISD-maatregel op te leggen. Een van de doelen van de ISD-maatregel is de verdachte er weer bovenop te helpen, maar aan de verdachte is eerder de ISD-maatregel opgelegd en toen is dat doel niet bereikt. Een tweede doel van de ISD-maatregel is het beveiligen van de maatschappij. Dat doel kan ook bereikt worden met het opleggen van een serieuze onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 of 9 maanden. Daarmee zou de verdachte kunnen leven.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van meerdere politieagenten en mishandeling van een van deze politieagenten door deze met vlakke hand op zijn gezicht te slaan. Dit zijn ergerlijke en vervelende feiten die anderen overlast en zelfs pijn hebben bezorgd. Politieagenten moeten hun werk op een veilige manier kunnen doen, zonder te worden geconfronteerd met verbaal en fysiek agressieve personen die hen angst aanjagen dan wel beledigen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 oktober 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte in het verleden herhaaldelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Bij een van deze veroordelingen is aan de verdachte de ISD-maatregel opgelegd,. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 15 oktober 2025. Daarbij blijkt dat sprake is van een delictpatroon bestaande uit vermogensdelicten, wederspannigheid en geweld tegen beroepsbeoefenaars. De reclassering heeft toegelicht dat er vermoedelijk sinds 2019 wezenlijk niets is veranderd aan de situatie van de verdachte. Hij blijft met politie in aanraking komen en op vrijwel alle leefgebieden spelen er problemen. De verdachte lijkt geen hulp te willen accepteren, waardoor er een vicieuze cirkel is ontstaan waar hij niet uit lijkt te kunnen of willen komen. De reclassering schat het risico op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden in als hoog.
De reclassering adviseert dat bij een veroordeling aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. De reclassering ziet geen mogelijkheden om in een voorwaardelijk kader de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Bij het geven van haar advies heeft de reclassering rekening gehouden met het feit dat de ISD-maatregel recentelijk al is opgelegd en geëxecuteerd, zonder dat dit heeft geleid tot duurzame gedragsverandering.
Ter terechtzitting is I. van ’t Wout als deskundige gehoord. Zij heeft toegelicht dat de verdachte op het gebied van behandelingen nergens voor openstaat, terwijl een behandeling gelet op het recidiverisico gewenst is. De reclassering ziet daarom geen andere optie dan het opleggen van de ISD-maatregel.
Maatregel
De rechtbank stelt vast dat de verdachte voldoet aan alle voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals bepaald in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. de officier van justitie heeft oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging en mishandeling, misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Ten aanzien van de belediging is relevant dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Ook is hij in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel veroordeeld, terwijl de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet, gelet op het reclasseringsadvies en het strafblad van de verdachte, ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan waarbij de veiligheid van personen of goederen in het geding is.
De verdachte voldoet naast deze wettelijke vereisten ook aan de definitie van ‘zeer actieve veelpleger’ uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers. Tegen de verdachte zijn in de afgelopen vijf jaar processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de datum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank is verder van oordeel dat er geen reëel alternatief is voor de oplegging van een ISD-maatregel. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is niet gebleken dat de verdachte zelf in staat is en gemotiveerd is om zijn gedrag te veranderen. Hoewel de reclassering zich ervan bewust is dat de eerder opgelegde ISD-maatregel onvoldoende effect heeft gehad, ziet de reclassering geen andere mogelijkheden om gedragsverandering te bewerkstelligen en de risico's te beperken dan het wederom opleggen van de ISD-maatregel. De problematiek van de verdachte vereist hulpverlening, maar binnen een voorwaardelijk kader is dit volgens de reclassering niet haalbaar. Indien de verdachte zich dan niet aan afspraken houdt, wat gelet op het (recente) verleden de verwachting is, stopt de hulpverlening en staat de verdachte weer op straat, met alle risico's op recidive van dien. Binnen de ISD-maatregel kan er eveneens een hulpverleningstraject worden ingezet, maar met als bijkomend voordeel dat de verdachte in de PI wordt teruggeplaatst indien hij zich niet aan afspraken houdt, waardoor in ieder geval het risico op recidive en overlast en criminaliteit wordt beperkt. Het opleggen van een langere dan een bij de bewezenverklaarde feiten passende onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals voorgesteld door de verdediging behoort niet tot de mogelijkheden en is ook niet opportuun gelet op hetgeen de rechtbank zojuist heeft overwogen.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel passend en geboden. Voor een optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om de verdachte gelegenheid te geven aan zijn problematiek te werken, acht de rechtbank het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte zich vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft bevonden niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en een schadevergoeding van € 275 aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hooguit voor een deel kan worden toegewezen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van het bewezenverklaarde.
Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 275,00.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 augustus 2025, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor feit 2 worden veroordeeld en is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 275,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 2] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van feit 2:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening;
ten aanzien van feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
legt de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur
van 2 (TWEE) JAREN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe en veroordeelt de verdachte om € 275,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 275,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen, waarbij de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A. van Essen, voorzitter,
mr. S.M. Krans, rechter,
mr. I. Jadib, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. van Egmond, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 5 augustus 2025 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 1] , hoofdagent bij de politie eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem (meermalen) de woorden toe te voegen: "Jij met je kankerlichaam", althans woorden van gelijke beledigende
aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 5 augustus 2025 te Zoetermeer, althans in Nederland, [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] (met kracht) in het gezicht te slaan, terwijl het misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3
hij op of omstreeks 5 augustus 2025 te Zoetermeer, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] , agent bij de politie eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankersukkel" en/of "je bent een vieze kanker flikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.