ECLI:NL:RBDHA:2025:22295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
09-219626-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens meerdere inbraken en verduistering in dienstbetrekking met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

De Rechtbank Den Haag heeft op 19 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken en verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, geboren in 1989 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het stelen van geldbedragen en goederen uit verschillende panden en een bestelbus. Tijdens de terechtzitting op 5 november 2025 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft echter besloten tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 149 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de verslavingsproblematiek van de verdachte in overweging genomen, en heeft geoordeeld dat een lagere straf passend is gezien de noodzaak voor behandeling van de verslavingsproblematiek. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, en de verdachte is verplicht om schadevergoeding te betalen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan verschillende voorwaarden tijdens de proeftijd, waaronder het meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/219626-25, 09/199705-25 en 09/217552-25 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 19 november 2025
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 5 november 2025.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.P. van Rossum, is op de terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. R.B. Schiphuis heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, behoudens de verduistering van de bestelbus die is tenlastegelegd onder feit 2 van parketnummer 09/199705-25. De officier van justitie heeft ten aanzien van dat feit naar voren gebracht dat slechts de verduistering van de goederen in de bestelbus kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarde die ziet op een opname in een zorgstelling heeft de officier van justitie medegedeeld dat per 24 november 2025 een plek beschikbaar is in [zorginstelling] . Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van alle feiten en de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de raadsman verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het al ondergane voorarrest, aangevuld met een voorwaardelijke straf waaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden, zodat de verdachte zo snel mogelijk kan starten met zijn behandeling.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Dagvaarding met parketnummer 09/219626-25 (hierna: dagvaarding I)

1.
hij op of omstreeks 15 juli 2025 te 's-Gravenhage EUR 600,-, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
2.
hij op of omstreeks 26 juli 2025 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ppostpakketten, een scanner en/of lege blikjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 12 juli 2025 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

Dagvaarding met parketnummer 09/199705-25 (hierna: dagvaarding II)

1.
hij op of omstreeks 19 juni 2025 te 's-Gravenhage een laptop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen laptop onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2024 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg opzettelijk een bestelbus, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 7] B.V. in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten medewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 17 juni 2025 te ’s-Gravenhage een geldbedrag van EUR 50, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of
verbreking.

Dagvaarding met parketnummer 09/217552-25 (hierna: dagvaarding III)

1.
hij op of omstreeks 11 juli 2025 te 's-Gravenhage elektronica en/of een mapje met inhoud en/of blikjes drinken en/of huissleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2025 tot en met 9 juli 2025 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel een raam van een voertuig heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de inhoud van de bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de hierna genoemde tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Dagvaarding I
1.
hij op 15 juli 2025 te 's-Gravenhage EUR 600,- die aan [benadeelde 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
datweg te nemen
geldbedragonder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
hij op 26 juli 2025 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander postpakketten, een scanner en lege blikjes, die aan [benadeelde 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
hij op 12 juli 2025 te 's-Gravenhage contant geld, dat aan [benadeelde 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

Dagvaarding II

1.
hij op 19 juni 2025 te 's-Gravenhage een laptop, die aan [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen laptop onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
2.
hij op 30 december 2024 te Voorburg, opzettelijk een bestelbus,
dietoebehoorde aan [benadeelde 7] B.V., en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten medewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op 17 juni 2025 te ’s-Gravenhage een geldbedrag van EUR 50,- dat aan [benadeelde 8] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

Dagvaarding III

1.
hij op 11 juli 2025 te 's-Gravenhage elektronica en een mapje met inhoud en blikjes drinken en huissleutels, die aan [benadeelde 9] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
2.
hij in de periode van 8 juli 2025 tot en met 9 juli 2025 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van zijn gading, die aan [benadeelde 1] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen een raam van een voertuig heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in een periode van ongeveer twee maanden zes inbraken gepleegd waarbij hij meerdere goederen en geldbedragen heeft weggenomen uit verschillende panden, een woning en portacabins die stonden op een evenemententerrein. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een auto. Met zijn handelen heeft de verdachte laten blijken geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom en klaarblijkelijk alleen uit te zijn op eigen financieel gewin. Dit zijn daarnaast uitermate ergerlijke feiten die veel overlast voor de aangevers hebben gezorgd en grote schade hebben veroorzaakt, maar ook gevoelens van veiligheid hebben aangetast. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de verduistering van een bestelbus, die hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had. Hierdoor heeft hij het vertrouwen dat in hem als werknemer mocht worden gesteld ernstig beschaamd en zijn werkgever en diens klanten financieel benadeeld, doordat de goederen in de bestelbus waren verdwenen of onbruikbaar waren gemaakt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 september 2025, waaruit blijkt dat hij de afgelopen jaren niet in aanraking is gekomen met politie en justitie. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van reclasseringsrapportages over de verdachte van 24 juli 2025 en 22 oktober 2025, waaruit volgt dat sprake is van een hoog recidiverisico. Volgens de reclassering zijn de voornaamste risicofactoren het middelengebruik, sociaal netwerk, financiën, dagbesteding en psychosociaal functioneren. De verdachte is recent teruggevallen in het gebruik van cocaïne. Wegens het gebrek aan coping- en oplossingsvaardigheden is zijn gebruik toegenomen en heeft er maatschappelijke teloorgang plaatsgevonden. Het ontbreekt de verdachte aan financiële middelen om te voorzien in zijn gebruik, waardoor hij overgaat tot verwevingscriminaliteit. Ook heeft hij geen zinvolle dagbesteding. Daardoor spendeert hij veel tijd op straat, waar hij zich begeeft binnen een gebruikersnetwerk. Dit leidt ertoe dat zijn gebruik in stand wordt gehouden en dat hij delicten blijft plegen. De reclassering is van mening dat een langdurige opname in een zorginstelling geïndiceerd is om het middelengebruik aan te pakken en stabiliteit op alle leefgebieden aan te brengen. Daarnaast kan er diagnostiek verricht worden om meer duidelijkheid te krijgen rondom het psychisch functioneren van de verdachte en hem hiervoor te behandelen. De verdachte is gebaat bij een gesloten setting binnen een kliniek waarin intensieve behandeling, structuur en regelmaat wordt aangeboden. De kans dat een ambulante behandeling zal slagen, schat de reclassering als klein in wegens de ernst van de problematiek en de leefomstandigheden.
De reclassering adviseert de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden de opname in een zorginstelling, een meldplicht, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
De reclassering heeft de rechtbank in een aanvullend bericht van 4 en 5 november 2025 laten weten dat het NIFP een indicatiestelling voor een forensisch psychiatrische afdeling heeft afgegeven en dat de verdachte met ingang van 24 november 2025 opgenomen kan worden in zorginstelling [zorginstelling] . De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zijn leven een positieve wending wil geven en daarom bereid is om mee te werken aan alle mogelijke voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies van de reclassering over en maakt deze tot de hare.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, merkt de rechtbank op dat gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten in beginsel een lange gevangenisstraf op zijn plaats is, maar dat zij gelet op het voorgaande en met het oog op wat door de officier van justitie en de verdediging ter zitting is aangebracht, de detentie van de verdachte zal beperken tot het moment dat hij kan worden opgenomen in voornoemde zorginstelling. De rechtbank is van oordeel dat, zoals de verdachte ook zelf erkent, het van belang is dat de hij vanuit zijn detentie doorstroomt naar een zorginstelling zodat zijn verslavingsproblematiek direct kan worden aangepakt. Ook de maatschappij is hierbij gebaat.
Al het voorgaande afwegende, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Daarvan zullen 149 dagen voorwaardelijk worden opgelegd met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Aan deze voorwaardelijke straf wordt een proeftijd verbonden voor de duur van twee jaar, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Omdat het van belang is dat de dag van zijn opname in [zorginstelling] aansluit op de detentie, zal de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven worden met ingang van 24 november 2025 op het moment dat de verdachte wordt aankomt in de [zorginstelling] .

De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1] heeft zich ten aanzien van het onder feit 2 van dagvaarding III ten laste gelegde als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 2 van dagvaarding III bewezen verklaarde feit en dat de gevorderde schade voldoende is onderbouwd, zodat die schade voor vergoeding in aanmerking komt. Dat leidt ertoe dat de vordering voor een bedrag van € 150,- volledig wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juli 2025.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte voor het onder feit 2 van dagvaarding III bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juli 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [benadeelde 1] .

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 311 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Dagvaarding II
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
ten aanzien van feit 2:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;
ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Dagvaarding III
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 270 (tweehonderdzeventig) DAGEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
149 (honderdnegenenveertig) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich laat opnemen en zal verblijven in [zorginstelling] met ingang van 24 november 2025. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling
.Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang
gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor, [adres] te [plaats 2] . De veroordeelde blijft zich melden op
afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Fivoor Ambulant Centrum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de opname in de zorginstelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
voorlopige hechtenis
heft de voorlopige hechtenis op met ingang van 24 november 2025 vanaf het moment dat de verdachte aankomt in [zorginstelling] ;
de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 150,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 juli 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juli 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 3 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.J. Wijnnobel - van Erp, voorzitter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
mr. G.A. van Essen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Özsoy, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2025.