3.4.Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2: openbaar maken visuele weergave van seksuele aard
Uit de bewijsmiddelen volgt dat via de Facebookaccounts ‘ [accountnaam 1] ’ en ‘ [accountnaam 2] ’ een foto van [aangeefster] op Facebook is geplaatst waarop zij zichtbaar is met ontbloot bovenlichaam. Deze foto was voor gebruikers van Facebook zichtbaar en in ieder geval voor de moeder en de vriendin van [aangeefster] . Via de twee laatstgenoemde personen is [aangeefster] de foto onder ogen gekomen. [aangeefster] heeft verklaard dat zij de naaktfoto in het verleden naar de verdachte heeft gestuurd en naar niemand anders. [aangeefster] heeft in haar aangifte verklaard dat de profielfoto van ‘ [accountnaam 1] ’ op enig moment in een flesje zuur is veranderd en dat de verdachte in het verleden tegen haar heeft gezegd personen met zuur te willen verminken.
De zojuist benoemde naaktfoto van [aangeefster] is op een van de telefoons in de woning van de verdachte (witte Samsung met goednummer 3366584) aangetroffen, samen met andere foto’s die door de gebruiker van Facebookaccount ‘ [accountnaam 2] ’ op Facebook zijn geplaatst. Het gaat onder meer om een fotocollage met afbeeldingen van [aangeefster] . Dat de verdachte ook de gebruiker van zojuist genoemde telefoon was, leidt de rechtbank af uit het feit dat deze op het woonadres van de verdachte is aangetroffen, de device user ‘ [username 1] ’ heet en het e-mailadres [e-mailadres 1] als account op het toestel is aangetroffen. Op een andere telefoon (donkerblauwe Samsung Galaxy met goednummer 3366591) die tijdens de doorzoeking op het woonadres van de verdachte is aangetroffen, zijn drie useraccounts aangetroffen waaronder [e-mailadres 2] . Het onderdeel ‘ [username 2] ’ komt op een letter na overeen met de naam van het Facebookaccount ‘ [accountnaam 2] ’.
Op basis van de zojuist genoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat de donkerblauwe Samsung Galaxy met goednummer 3366591 van de verdachte is en het de verdachte was die de foto’s van [aangeefster] op Facebook heeft geplaatst waarop zij zichtbaar is met ontbloot bovenlichaam en dat hij dat heeft gedaan met de Facebookaccounts ‘ [accountnaam 1] ’ en ‘ [accountnaam 2] ’.
De rechtbank voelt zich in haar conclusie gesterkt nu er op een andere telefoon (zwarte Samsung Galaxy J7 met goednummer 3366567) die aan de verdachte kan worden toegeschreven, eveneens een naaktfoto van [aangeefster] is aangetroffen en ook screenshots van een tekstblok dat in bewerking is en waarin ‘ [voornaam] ’, de voornaam van [aangeefster] , diensten van seksuele aard aanbiedt. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte de tekst in het tekstblok heeft getypt, zich derhalve kennelijk voordeed als [aangeefster] en ook op deze wijze foto’s van [aangeefster] openbaar maakte althans voornemens leek dat te gaan doen.
Al het voorgaande bezien tegen de achtergrond van het gezamenlijke verleden van de verdachte en [aangeefster] , brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte de naaktfoto heeft geplaatst met als doel [aangeefster] te vernederen of in verlegenheid te brengen. Het kan dan niet anders zijn dan dat hij wist dat de openbaarmaking van de foto nadelig kon zijn voor [aangeefster] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettelijk en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode 10 tot en met 29 juli 2025 een visuele weergave van seksuele aard, namelijk een foto van [aangeefster] waarop zij te zien was met ontbloot bovenlichaam, openbaar heeft gemaakt, terwijl verdachte wist dat die openbaarmaking nadelig voor [aangeefster] was.
Ten aanzien van feit 3: bedreiging politieambtenaren
De verzender van de berichten
De rechtbank komt op grond van de volgende omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, tot de conclusie dat het de verdachte was die de in de tenlastelegging vermelde berichten heeft gestuurd naar de diensttelefoon van [benadeelde 1] en naar het telefoonnummer dat gekoppeld was aan de wervingssite van de politie. In de eerste plaats zijn de berichten gestuurd met een telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) dat volgens de politiesystemen in verband kan worden gebracht met de stalking en bedreiging van [aangeefster] door de verdachte in 2019, 2020 en 2021. De rechtbank neemt hierbij eveneens in aanmerking dat de bedreigde politieambtenaren allen betrokken zijn geweest in een daarmee verband houdend opsporingsonderzoek naar de verdachte in 2020. Daarnaast zijn er op de eerdergenoemde witte Samsung (goednummer 3366584) aangetroffen: (i) een screenshot vanuit het submenu ‘Contacts’ van die telefoon van het telefoonnummer van de werktelefoon van [benadeelde 1] en (ii) een screenshot vanuit Whatsapp van de foto die door [telefoonnummer] naar [benadeelde 1] is gestuurd. Verder is op een andere witte Samsung Galaxy (goednummer 3366579) die in de woning van de verdachte is aangetroffen, het nummer [telefoonnummer] als contact opgeslagen. Dat de verdachte ook van deze telefoon de gebruiker is geweest, leidt de rechtbank af uit het feit dat er een Whatsappaccount op die telefoon stond dat gekoppeld is aan de rijschool van de verdachte en dat er een kopie van een verzonden aangifte inkomstenbelasting op naam van de verdachte op die telefoon zijn aangetroffen. De verdachte heeft voorts geen aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van voornoemde telefoons met belastend materiaal in zijn woning.
Uitlatingen met bedreigende inhoud
De verdachte heeft zijn slachtoffers laten weten dat hij hun adressen heeft en hij dus in de gelegenheid is hen op te zoeken. Ook heeft de verdachte laten weten dat iedereen die bij het conflict betrokken is iets gaat merken. De rechtbank leidt hieruit af dat het gaat om de politieambtenaren die betrokken waren bij de zaak waarin de verdachte is veroordeeld voor belaging van [aangeefster] , ofwel [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . De verdachte heeft ook laten weten dat deze politieambtenaren denken dat ze veilig zijn. Daarmee heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank de indruk gewekt dat zij dat niet zijn. De berichten dat de verdachte binnenkort wil gaan kijken hoe stoer [benadeelde 1] is en wat de politieambtenaren betekenen zonder hun politiekleding, kan – gelet op de context waarin deze uitlatingen zijn gedaan – worden opgevat in de zin dat de verdachte uit is op een confrontatie met de genoemde politieambtenaren. Ook dreigt de verdachte met verkrachting van een dochter van één van de politieambtenaren. Hoewel de betreffende politieambtenaar geen dochter heeft, kan hieruit de dreiging een naaste van de politieambtenaar te verkrachten worden afgeleid. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, brengt de rechtbank tot het oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde berichten, gelet op de context waarbinnen zij zijn geuit, kunnen worden gekwalificeerd als bedreiging met zware mishandeling en verkrachting.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de bedreigingen van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze, zowel in dit concrete geval als in het algemeen, vrees kunnen opwekken voor misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 Wetboek van Strafrecht en zware mishandeling. Dit kan naast de aard van de hierboven benoemde bedreigingen worden afgeleid uit het feit dat er bij een van de politieambtenaren veiligheidsmaatregelen zijn getroffen door de politie, waaronder het creëren van een rechtstreekse verbinding tussen de meldkamer van de politie en het huis van [benadeelde 1] en verscherpt toezicht door de surveillancedienst op diens woning. Ook het feit dat de verdachte kennelijk geen enkele terughoudendheid voelt om politieambtenaren te bedreigen en hen zelfs actief benaderd om die bedreigingen te uiten, biedt steun aan het oordeel dat sprake is van redelijke vrees.
De bedreigingen die zijn geuit aan het adres van [benadeelde 3] en [benadeelde 2] hebben hen ook daadwerkelijk bereikt. De opvatting van de verdediging dat de bedreigingen hen in de tenlastegelegde periode moet hebben bereikt, kent geen steun in het recht. Het gaat om het moment waarop de bedreiging is geuit.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] op 8 juli 2025 heeft bedreigd met zware mishandeling.