4.1.1.Eiser wijst erop dat hij is veroordeeld voor een geweldsdelict, maar dat hij slechts optrad om zijn broer te verdedigen. De omstandigheid dat de rechtbank eisers noodweerverweer heeft verworpen maakt niet dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie. Eiser wijst op de aard van het feit en betoogt dat hij first offender is, dat hij tijdens de proeftijd niet opnieuw in contact is gekomen met politie of justitie, dat aan hem slechts een taakstraf is opgelegd en hij geen schade aan anderen heeft aangericht, dat hij volledig heeft meegewerkt met de politie en dat hij inzicht heeft in zijn strafbare gedrag en zijn spijt heeft betuigd. Eiser heeft ook een brief van zijn broer overgelegd waarin wordt uitgelegd wat er gebeurde bij het incident. Volgens eiser heeft de minister onvoldoende rekening gehouden met deze omstandigheden. Eiser is op zijn 14e naar Nederland gekomen en heeft zich altijd aan de regels gehouden en is volledig ingeburgerd in de Nederlandse samenleving. Het is voor eiser van groot belang dat hij als Nederlander deel kan uitmaken van de Nederlandse samenleving.
5. In artikel 9, eerste lid aanheft en onder a van de RWN staat dat het verzoek van een vreemdeling kan worden afgewezen als op grond van het gedrag van de verzoeker ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden, of de veiligheid van het Koninkrijk.
6. In de Handleiding RWN, paragraaf 6 van het beleid voor artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN, staat dat het mogelijk is dat een verzoek om naturalisatie, dat volgens de regels uit de RWN en de Handleiding RWN zou moeten worden afgewezen, in geval van bijzondere omstandigheden toch moet worden ingewilligd. Ook staat in de Handleiding RWN dat een bijzondere omstandigheid in het algemeen kan worden omschreven als een omstandigheid die wel belangrijk is, maar waaraan bij het opstellen van de regels niet of onvoldoende kon worden gedacht. Juist omdat het bijzondere omstandigheden zijn, kan de minister niet van tevoren aangeven welke omstandigheden zo bijzonder zijn dat zij tot afwijking van de regels in dit hoofdstuk moeten leiden. Verder volgt uit de paragraaf dat het voor de eenduidigheid, de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid van het grootste belang is dat de minister niet snel van bovenstaande regels afwijkt. Hij moet hiermee zeer grote terughoudendheid betrachten.
In paragraaf 6 staat verder dat uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State echter wel kan worden afgeleid welke omstandigheden in het algemeen niet als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt. Niet bijzonder is bijvoorbeeld de omstandigheid dat de vreemdeling:
- nimmer eerder een (dergelijk) strafbaar feit heeft gepleegd;
- lering heeft getrokken uit het gebeurde;
- thans ieder strafbaar gedrag poogt te vermijden;
- de misdraging heeft gepleegd in een bijzonder moeilijke periode die definitief is afgesloten;
- inmiddels is gehuwd, een kind heeft gekregen en stelt zijn leven aanzienlijk te hebben verbeterd;
[…]
Evenmin kunnen blijkens de Handleiding RWN als bijzonder worden aangemerkt omstandigheden die hebben geleid of bijgedragen tot het misdrijf, aangezien die omstandigheden, voorzover zij als verzachtende omstandigheden hebben te gelden, door de strafrechter bij diens oordeel zijn betrokken. Deze voorbeelden zijn niet-limitatief. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt verder dat het beleid zoals dat is neergelegd in de Handleiding RWN niet onredelijk is, en dat de minister daarvan mag uitgaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. Het betoog van eiser slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat geen sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat hij de regels uit artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN en de regels uit de Handeling RWN over de openbare orde buiten toepassing had moeten laten. De minister wijst er in dit kader terecht op dat uit rechtspraak van de Afdelingvolgt dat de bevoegdheid om de regels buiten toepassing te laten met een zeer grote terughoudendheid moet worden toegepast en dat een dergelijke maatregel alleen gerechtvaardigd is als sprake is van een situatie waarmee de wetgever bij het opstellen van de regels geen rekening heeft kunnen houden. Het moet dus gaan om zeer uitzonderlijke omstandigheden. De rechtbank constateert dat de minister alle door eiser aangevoerde omstandigheden bij zijn beoordeling heeft betrokken, waaronder de brief van de broer van eiser waarin deze een omschrijving geeft van het geweldsincident. De minister stelt zich echter terecht op het standpunt dat deze uitleg, noch de andere door eiser aangehaalde omstandigheden zodanig bijzonder zijn, dat daarmee door de minister bij het opstellen van de regels geen rekening had kunnen worden gehouden.