ECLI:NL:RBDHA:2025:22171
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor behandeling minderjarige in het kader van gezagsuitoefening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen ouders over de vervangende toestemming voor de behandeling van hun minderjarige kind. De moeder heeft verzocht om toestemming om [minderjarige] te laten behandelen door een psycholoog, psychiater of andere hulpverlener, omdat het niet goed gaat met het kind. De vader is niet verschenen in de procedure en heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift, en de minderjarige heeft zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen van 2011 tot 2015 gehuwd zijn geweest en gezamenlijk gezag uitoefenen over [minderjarige], die bij de moeder woont. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de moeder niet is weersproken en dat het belang van [minderjarige] zich niet verzet tegen de vervangende toestemming. De rechtbank heeft daarom de toestemming verleend aan de moeder voor de behandeling van [minderjarige], inclusief eventuele medicamenteuze behandeling, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.