ECLI:NL:RBDHA:2025:22167

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
C/09/634402 / FA RK 22-5631
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omgang door vader na jaren van geen contact met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot omgang van een vader met zijn minderjarige kind. De vader heeft sinds zeven jaar geen contact meer met zijn kind, en ondanks eerdere pogingen tot ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding, is er geen vooruitgang geboekt. De rechtbank heeft de ontwikkelingen in de afgelopen jaren en de huidige stand van zaken beoordeeld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in 2024 een onderzoek uitgevoerd en geconcludeerd dat er geen contra-indicaties zijn voor omgang, maar dat specialistische hulpverlening noodzakelijk is voor contactherstel. De minderjarige heeft echter duidelijk aangegeven geen contact te willen met de vader, wat de rechtbank zwaar heeft laten wegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kloof tussen de vader en het kind onoverbrugbaar is geworden en dat het vaststellen van een omgangsregeling op dit moment niet zinvol is. De vader heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening, maar de moeder heeft aangegeven geen draagkracht te hebben om mee te werken aan een nieuw traject. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen, met de overweging dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat hij zich moet kunnen concentreren op zijn eigen ontwikkeling zonder druk van een omgangsregeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-5631
Zaaknummer: C/09/634402
Datum beschikking: 5 november 2025

Omgang

Beschikking op het op 12 augustus 2022 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N. van Amsterdam te Leiden.

Procedure

Bij beschikking van 19 december 2022 van deze rechtbank:
  • zijn partijen verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het hulpverleningstraject Ouderschapsbemiddeling;
  • is bepaald dat de vader en [minderjarige] voorlopig omgang met elkaar zullen hebben onder begeleiding van [instantie 1] , waarbij de aard, duur en frequentie van de omgang worden bepaald door de medewerkers van [instantie 1] ;
  • is een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder eenmaal per maand informatie verschaft aan de vader over de schoolgang, sportactiviteiten en het welzijn van [minderjarige] , met daarbij een foto van [minderjarige] ;
  • is iedere verdere beslissing over de omgang en de proceskosten aangehouden.
Bij beschikking van 24 april 2024 van deze rechtbank is een beslissing over de omgangsregeling aangehouden en is de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
- het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Gravenhage (de Raad) van 1 oktober 2024, met kenmerk [kenmerk] ;
- de brief van de Raad van 16 december 2024, met bijlage;
- het F9-bericht van de vader van 2 januari 2025;
- het F9-bericht van de moeder van 13 januari 2025
- het F9-bericht van de moeder van 8 april 2025;
- het F9-bericht van de moeder van 8 juli 2025.
Op 8 oktober 2025 is de behandeling op een zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de advocaat van de moeder;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
[minderjarige] heeft schriftelijk zijn mening gegeven over het verzoek.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist. Aan de rechtbank ligt nog voor het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] en een verdeling van de vakanties en feestdagen.
Stand van zaken en raadsrapport.
De rechtbank ziet aanleiding om allereerst aandacht te besteden aan de ontwikkelingen in de afgelopen jaren en de huidige stand van zaken. Inmiddels is er al zo’n zeven jaar geen contact tussen [minderjarige] en de vader. Hierover hebben verschillende procedures plaatsgevonden, waarbij de huidige procedure loopt sinds 2022. In de eerdere beschikkingen zijn partijen onder meer verwezen naar een traject ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding. Beide trajecten zijn echter niet of onvoldoende van de grond gekomen. Op verzoek van de rechtbank heeft de Raad daarom in 2024 een onderzoek gedaan naar – kort samengevat – de vraag of contactherstel tussen [minderjarige] en zijn vader mogelijk is, zoals hierna nader zal worden besproken.
Het onderzoek van de Raad heeft geresulteerd in het rapport van 1 oktober 2024. Door de Raad is geconstateerd dat [minderjarige] ambivalente signalen afgeeft als het gaat om contact met de vader. Enerzijds geeft hij heel duidelijk aan dat hij geen contact wil hebben en doet hij uitspraken over mishandelingen in het verleden. Tegelijkertijd proeft de Raad enige nieuwsgierigheid bij [minderjarige] . Mogelijk is [minderjarige] best benieuwd naar de vader, maar voelt hij hiertoe niet de ruimte, gelet op de uiteenlopende visie die de ouders hebben over gebeurtenissen in het verleden, aldus de Raad.
De Raad is tot de conclusie gekomen dat in beginsel geen contra-indicaties bestaan voor omgang. Om dit mogelijk te maken, is wel specialistische hulpverlening vereist, waarbij stapsgewijs wordt gewerkt aan contactherstel. Daarbij moet worden ingezet op onbelast contact tussen [minderjarige] en zijn beide ouders, een neutrale communicatie tussen de ouders, emotionele toestemming van de moeder voor contact en beschikbaarheid van vader voor het investeren in het contact. [instantie 2] kan deze hulpverlening bieden. Na het raadsrapport is de zaak daarom door de rechtbank opnieuw aangehouden, in afwachting van een traject bij [instantie 2] .
De moeder heeft zich niet kunnen vinden het verloop van het raadsonderzoek en de inhoud van het rapport, in het bijzonder omdat [minderjarige] maar heel kort is gesproken en hem niet is gevraagd naar de mishandelingen door de vader in het verleden. Zij heeft hierover een klacht ingediend bij de Raad en nadien zijn ook door haar huidige partner en [minderjarige] zelf klachten ingediend. Ten tijde van de mondelinge behandeling zijn de klachtprocedures nog in behandeling. Ten gevolge van hiervan is de geadviseerde hulpverlening via [instantie 2] tot op heden niet van de grond gekomen.
De rechtbank zal in het licht van het voorgaande de nog voorliggende verzoeken beoordelen.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of ruimte bestaat voor contact tussen de vader en [minderjarige] , het belang van [minderjarige] leidend is. In het algemeen geldt daarbij dat kinderen gebaat zijn bij contact met hun beide ouders. Slechts in uitzonderingsgevallen kan van dit uitgangspunt af te wijken. Aan de rechtbank ligt nu voor of van een dergelijke uitzonderingssituatie sprake is.
Aan de ene kant is de rechtbank – evenals de Raad– van oordeel dat contact met vader in beginsel in het belang van [minderjarige] moet worden geacht. De vader wil ook nog altijd contact met [minderjarige] en hij wil er voor hem zijn. Het is voor hem onbegrijpelijk dat hij als oorzaak van de bij [minderjarige] aanwezige problematiek wordt aangewezen, terwijl hij al jarenlang niet meer bij [minderjarige] betrokken is. De vader is bereid om elke strohalm aan te grijpen en staat daarom ook nog altijd open voor de specialistische hulp bij [instantie 2] .
Aan de andere kant volhardt [minderjarige] in zijn wens om geen contact te hebben met de vader Hoewel duidelijk is dat [minderjarige] negatieve ervaringen heeft gehad in het contact met zijn vader, kan niet precies worden vastgesteld wat er gebeurd is. Echter, ongeacht de vraag waar de weerstand bij [minderjarige] vandaan komt, is duidelijk is dat er inmiddels al zeven jaar geen contact meer is en dat hulpverlening, zowel individuele hulpverlening bij [instantie 3] als via gezamenlijke trajecten, geen positief resultaat heeft gehad. Zoals ook door de Raad is benoemd is de houding van [minderjarige] begrijpelijk, gelet op het gezinssysteem waarin hij opgroeit. [minderjarige] woont bij zijn moeder en stiefvader, waar hij waarschijnlijk een eenzijdig beeld van de vader meekrijgt. Het is bijzonder lastig gebleken om dat te doorbreken. Daarnaast is gebleken dat de langlopende procedure een zware wissel trekt op het gezin. De moeder kampt met een burn-out en heeft op de zitting aangegeven geen draagkracht te hebben om (opnieuw) mee te werken aan een hulpverleningstraject bij [instantie 2] .
Alles overwegende zal de rechtbank in dit geval geen omgangsregeling vaststellen. Zoals ook door de Raad is benoemd, is de kloof op een gegeven moment onoverbrugbaar. Naar oordeel van de rechtbank is – alle inzet ten spijt – dat moment nu bereikt. Een eventueel herstelgesprek acht de rechtbank op dit moment niet zinvol. Partijen hebben elk hun eigen visie op het verleden en [minderjarige] is daartussen komen te staan. Bij [minderjarige] bestaat er daardoor op dit moment geen ruimte voor contact met de vader. Zoals ook door de moeder naar voren is gebracht, is [minderjarige] inmiddels op een leeftijd waarop omgang niet kan worden geforceerd. Het vaststellen van een omgangsregeling zal op dit moment waarschijnlijk enkel een averechts effect hebben; namelijk dat [minderjarige] zijn vader nog verder wegduwt. De rechtbank gunt [minderjarige] op dit moment dat hij zich kan concentreren op zijn eigen wensen, school en de hulpverlening, zodat hij zich kan ontwikkelen tot een evenwichtig persoon, waarbij wellicht in de toekomst ruimte bestaat om het contact met de vader te herstellen. De vader heeft in ieder geval duidelijk aangegeven dat hij hiervoor open staat. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangs- en vakantieregeling afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de vader.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, kinderrechter, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 5 november 2025.