ECLI:NL:RBDHA:2025:22158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
C/09/678799 / FA RK 25-377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling voorlopige zorgregeling en verzoek om onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 augustus 2025 een beschikking gegeven in een procedure betreffende de voorlopige zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De vader heeft verzocht om een zorgregeling vast te stellen, terwijl de moeder verweer heeft gevoerd en twijfels heeft geuit over de zorgcapaciteiten van de vader. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en een verslag van de Jeugdbeschermingstafel. Tijdens de zitting is gebleken dat de ouders gezamenlijk het gezag over [de minderjarige 2] hebben geregeld, maar dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie van beide kinderen. De rechtbank heeft besloten om een voorlopige zorgregeling vast te stellen, waarbij de kinderen op een weekenddag van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader zullen zijn. Tevens heeft de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te verrichten naar de opvoedsituatie en de zorgcapaciteiten van beide ouders. De definitieve beslissing over de zorgregeling zal worden aangehouden in afwachting van de uitkomsten van dit onderzoek. De rechtbank heeft benadrukt dat het van groot belang is dat beide ouders de voorlopige zorgregeling naleven. De zaak is aangehouden tot 15 mei 2026, waarbij de Raad zijn rapport met advies moet indienen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-377 (voorlopige voorziening), FA RK 25-376 (bodem)
Zaaknummer: C/09/678799 (voorlopige voorziening), C/09/678796 (bodem)
Datum beschikking: 28 augustus 2025

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 16 januari 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.M.C. Wittens te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.G. Schnoor te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
  • het F9-bericht van de vader van 16 juni 2025;
  • de brief van de vader van 30 juli 2025, met bijlage.
De minderjarige [de minderjarige 1] heeft zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 31 juli 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de advocaat van de moeder;
  • [naam 1] , de reclasseringsambtenaar van de vader van Fivoor;
  • [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Na de zitting heeft de rechtbank op 1 augustus 2025 een e-mail van de Raad ontvangen.

Verzoek en verweer

In de bodemprocedure (C/90/678796)
De vader verzoekt:
- de vader en de moeder gezamenlijk te belasten met het gezag over [de minderjarige 2] ;
- een zorg-/omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen;
- te bepalen dat de vakanties en feestdagen bij helfte zullen worden verdeeld conform het door de vader overgelegde schema.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en verzoekt daarnaast om een omgangsregeling vast te stellen, waarbij de kinderen bij de vader verblijven:
- iedere woensdag na schooltijd tot 18.00 uur;
- één weekenddag afwisselend de zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur;
waarbij de vader zorg draagt voor het halen en brengen van de kinderen.
In de voorlopige voorzieningen (C/09/678799)
De vader verzoekt een opbouwende zorg-/omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen conform het volgende schema:
- in de eerste vier weken na de datum van de beschikking verblijven de kinderen bij de vader op zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur en op woensdagmiddag tot 18.00 uur;
- in de daaropvolgende acht weken verblijven de kinderen om de week van vrijdagmiddag uit school/de kinderopvang tot zondagavond 18.00 uur bij de vader;
- daarna zullen de kinderen op basis van een week-op-week-af-regeling bij de vader verblijven, waarbij de wisselmomenten via school/de kinderopvang zullen verlopen;
althans een door de rechtbank te bepalen zorg- of omgangsregeling, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2022 te [geboorteplaats 2] ;
- Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige 1] , blijkens de aantekening in het gezagsregister van 4 december 2021; ten tijde van de indiening van het verzoekschrift was de moeder van rechtswege alleen belast met het gezag over [de minderjarige 2] .
- De kinderen verblijven bij de moeder.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 28 september 2020 is een door de vader aan de moeder te betalen bijdrage aan kinderalimentatie vastgesteld van € 450,- per maand voor [de minderjarige 1] .

Beoordeling

Voorlopige voorzieningen
Op grond van het eerste lid van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Op de zitting zijn zowel de bodemprocedure als de voorlopige voorzieningen aan de orde geweest. De rechtbank zal daarom het verzoekt tot treffen van een voorlopige voorziening afwijzen, vanwege een gebrek aan belang, met dien verstande dat zij de door de vader in de voorlopige voorzieningen verzochte opbouw van de zorgregeling zal opvatten als een verzoek dat in de bodemprocedure is gedaan.
Gezag
Tijdens de zitting is gebleken dat de ouders het gezamenlijk gezag over [de minderjarige 2] inmiddels in onderling overleg hebben geregeld. Zij hebben op 3 april 2025 een aantekening in het gezagsregister laten maken waaruit blijkt dat de vader en de moeder gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige 2] zijn belast. De rechtbank beschouwt daarom het verzoek van de vader als ingetrokken, zodat hierop niet meer hoeft te worden beslist.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Standpunten van partijen
Aan de rechtbank ligt voor het verzoek van de vader om de vaststelling van een zorgregeling. Sinds het definitief eindigen van de relatie begin 2024 zijn de ouders er niet in geslaagd om in onderling overleg tot een structurele zorgregeling te komen. Partijen hebben een mediationtraject gevolgd. Hoewel dit niet succesvol is geëindigd, hebben ze wel een basisafspraak gemaakt, waarbij de vader de kinderen elke zondag van 13.00 uur tot 19.00 uur bij zich heeft. Van hieruit kon verder opgebouwd worden. In de praktijk komt de moeder de afspraak volgens de vader niet goed na. Als de moeder een goede dag heeft, mag hij ze ophalen; anders niet. De vader wil graag meer structuur in het contact en wil uiteindelijk toewerken naar een co-ouderschap. In de afgelopen tijd heeft hij onder begeleiding van de reclasseringsambtenaar van Fivoor zijn leven op orde gekregen. Dit traject loopt bijna af, hij heeft zijn behandeling bij de Waag afgerond, heeft een baan en een woning, waar ook de kinderen kunnen verblijven.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij heeft in beginsel geen bezwaar tegen de vaststelling van een zorgregeling, maar wel tegen de duur en frequentie. Zij heeft grote twijfels bij de vraag of de vader langere tijd voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] kan zorgen. Volgens de moeder heeft de vader psychische problemen en is tijdens de relatie sprake geweest van huiselijk geweld. De moeder staat open voor een zorgregeling, waarbij de kinderen steeds op woensdagmiddag en eventueel een weekenddag bij de vader zijn, waarbij de vader haalt en brengt.
Verslag VTO
Vlak voorafgaand aan de zitting is door de vader een verslag ingediend van het verzoek tot onderzoek (VTO) aan de Jeugdbeschermingstafel. Op basis van de inhoud van dit verslag maakt de rechtbank zich zorgen over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en hun opvoedsituatie. Ook de vader heeft op de zitting aangegeven erg geschrokken te zijn van het verslag. Uit het verslag volgt onder meer dat de moeder overvraagd lijkt te worden in de zorg voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Zo komt [de minderjarige 2] zelden naar de kinderopvang, terwijl hij een indicatie voor voorschoolse educatie heeft. Als hij er wel is, oogt hij onverzorgd, hongerig en moe. [de minderjarige 1] is ook veelvuldig afwezig van school, komt te laat en heeft geen eten mee. Hulpverlening – zowel voor de moeder zelf als voor de kinderen – komt moeizaam van de grond, omdat de moeder afspraken niet nakomt. Daardoor is onvoldoende zicht op de kinderen. Verder zijn verscheidene meldingen gedaan bij Veilig Thuis. Na de zitting is door de Raad per e-mail aangevuld dat de Jeugdbeschermingstafel, waarop het VTO wordt besproken, op 8 september 2025 gepland staat. Dan zal besloten worden of wordt overgegaan tot een beschermingsonderzoek door de Raad.
Voorlopige zorgregeling en vervolg
De rechtbank beoordeelt het verzoek tot de zorgregeling in het licht van de zorgelijke situatie die is beschreven in het hiervoor besproken verslag. Gelet op deze zorgen vindt de rechtbank het van belang dat zicht wordt verkregen op de situatie bij de moeder thuis. Daarnaast heeft de rechtbank ook nog onvoldoende zicht op de opvoedsituatie bij de vader. Om een passende zorgregeling (en eventuele opbouw) vast te stellen, moet de rechtbank eerst meer informatie hebben. Zij zal de Raad daarom verzoeken om een onderzoek te verrichten. Het onderzoek dient de vraag te beantwoorden welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. De rechtbank vraagt de Raad daarbij ook aandacht te besteden aan de opvoedsituatie, opvoedvaardigheden en het draagvlak van beide ouders in de zorg voor de kinderen, mede gelet op hun eventuele persoonlijke problematiek en voorgeschiedenis. Indien bij de Jeugdbeschermingstafel besloten wordt tot een beschermingsonderzoek door de Raad, kan een gecombineerd onderzoek plaatsvinden.
Zoals op de zitting ook door de Raad is benadrukt, acht de rechtbank het wel van belang dat in de komende periode contact is tussen de vader en de kinderen. Zij zal daarom een voorlopige zorgregeling vaststellen, waarbij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op een weekenddag van 10.00 uur tot 18.00 uur contact hebben met de vader. De ouders kunnen in onderling overleg bepalen welke weekenddag het meest passend en haalbaar is. Gelet op het voorgaande en het beperkte draagvlak dat nu bij de moeder lijkt te bestaan, zal de rechtbank voorlopig geen uitgebreidere regeling vaststellen. Indien de Raad gedurende het onderzoek constateert dat een uitbreiding mogelijk is, dan kan zij hiertoe overgaan. Verder benadrukt de rechtbank dat het van groot belang is voor de kinderen dat de voorlopige zorgregeling door beide ouders wordt nagekomen.
De definitieve beslissing over de zorgregeling zal worden aangehouden, in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek. De Raad adviseert daarbij – mede gelet op de wachttijden – een aanhouding van negen maanden. De rechtbank zal dit advies opvolgen.
Brief voor [de minderjarige 1]
Tegelijkertijd met de beschikking zal de rechtbank aan [de minderjarige 1] een brief sturen, waarin de beslissing aan hem wordt uitgelegd, omdat hij heeft aangegeven dit graag te willen. In die brief is het volgende opgenomen:
“Beste [de minderjarige 1] ,
Een tijdje geleden hebben wij met elkaar gepraat op de rechtbank. We hebben het er toen over gehad dat jouw vader aan mij heeft gevraagd om te beslissen dat hij jou wat vaker kan zien. Hierover heb ik ook met hem gepraat. Je moeder was er niet, maar haar advocaat wel.
We hebben het er ook over gehad hoe het thuis is. Je hebt mij ook al dingen verteld en die ben ik niet vergeten. Zoals we hadden afgesproken, heb ik dat niet verteld.
Ik wil heel graag weten wat goed is voor jou en [de minderjarige 2] . Daarom heb ik de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd onderzoek te doen. Zij weten heel veel van kinderen en zullen met jou een gesprekje gaan voeren. Zij geven mij dan advies.
Mijn beslissing is voor nu dat jij en [de minderjarige 2] voor de komende tijd steeds in het weekend met jullie vader zijn. Hij komt jullie dan om tien uur ophalen en brengt jullie om zes uur weer terug. Je slaapt dan gewoon weer thuis bij je moeder. Hopelijk ga je leuke dingen doen met je vader. Je vader vertelde mij dat jullie wel eens gaan mountainbiken samen, dat vind ik heel stoer en lijkt me ook erg gezellig.
Later ga ik beslissen hoe vaak je uiteindelijk naar je vader gaat.
Als er in de komende tijd iets is en je weet niet naar wie je toe moet, dan mag je mij altijd een e-mail sturen. Die e-mail kun je sturen naar: familie.dhg@rechtspraak.nl. Als je daarbij het nummer 678799 noemt, komt de e-mail bij mij terecht.
Hartelijke groet,
de kinderrechter.”

Beslissing

De rechtbank:
in de procedure met zaak- en rekestnummer C/90/678799 / FA RK 25-377
wijst het verzoek van de vader tot het treffen van voorlopige voorzieningen af.
in de procedure met zaak- en rekestnummer C/09/678796 / FA RK 25-376
bepaalt dat de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2022 te [geboorteplaats 2] ;
voorlopigelke week op een weekenddag bij de vader zullen zijn van 10.00 uur tot 18.00 uur, waarbij de vader ze bij de moeder ophaalt en ook weer terugbrengt;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
15 mei 2026 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht
aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat, ná ontvangst van het rapport en advies, de behandeling op een zitting, op een nader te bepalen datum en tijdstip, zal worden voortgezet in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt de griffier partijen tegen het tijdstip van de nadere behandeling op een zitting ieder via de eigen advocaat op te roepen;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstakenaan;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, kinderrechter, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 28 augustus 2025.