Deze uitspraak betreft de afwijzing van een asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie, ingediend door een Koerdische eiser. De eiser heeft op 12 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 25 november 2024 door de minister als ongegrond is afgewezen. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de minister op 6 maart 2025 een nieuw besluit heeft genomen. De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2025 behandeld, waarbij de eiser zijn lidmaatschap van de Koerdische partijen HDP en DBP heeft ingeroepen als reden voor zijn vrees voor vervolging bij terugkeer naar Turkije. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de politieke overtuiging van de eiser en de gevolgen daarvan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister en draagt deze op om binnen 10 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser.