ECLI:NL:RBDHA:2025:22091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
NL25.55942
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende vreemdelingenbewaring. De eiser, met een V-nummer, had op 1 november 2025 beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 16 oktober 2025 was genomen. Dit besluit hield in dat aan de eiser een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

De minister heeft op 13 november 2025 de rechtbank in kennis gesteld van de bewaring, wat gelijkgesteld werd met een door de eiser ingesteld beroep. De rechtbank heeft echter bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was. In haar overwegingen concludeerde de rechtbank dat de kennisgeving van de minister onnodig was, aangezien de eiser al beroep had ingesteld tegen de maatregel. Hierdoor was er voor de partijen geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep dat voortvloeide uit de kennisgeving van de minister.

De rechtbank heeft daarom het beroep in de zaak met nummer NL25.55942 niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. B. van Dokkum en griffier mr. J.R. Froma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.55942

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

1. Bij besluit van 16 oktober 2025 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
1.1.
Eiser heeft op 1 november 2025 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder het zaaknummer NL25.53583.
1.2.
Verweerder heeft op 13 november 2025 de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep is geregistreerd onder het onderhavige zaaknummer.
1.3.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de kennisgeving onnodig heeft gedaan, omdat eiser zelf al op 1 november 2025 beroep tegen het opleggen van de maatregel heeft ingesteld. Omdat het beroep tegen de maatregel al op grond van het beroepschrift in de zaak met nummer NL25.53583 is beoordeeld, bestaat voor partijen geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep dat is ontstaan als gevolg van de door verweerder ingediende kennisgeving. De rechtbank zal het beroep in de zaak met nummer NL25.55942 daarom niet-ontvankelijk verklaren.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.