ECLI:NL:RBDHA:2025:22090
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende vreemdelingenbewaring. Eiseres, met een V-nummer, heeft op 1 november 2025 beroep ingesteld tegen een besluit van 16 oktober 2025, waarbij haar een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit beroep is geregistreerd onder het zaaknummer NL25.53588.
De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft op 13 november 2025 de rechtbank in kennis gesteld van de bewaring, wat gelijkgesteld werd met een door eiseres ingesteld beroep. Dit beroep is geregistreerd onder het onderhavige zaaknummer NL25.55946. De rechtbank heeft echter bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was.
De rechtbank oordeelt dat de kennisgeving van de verweerder onnodig was, aangezien eiseres al beroep had ingesteld tegen de maatregel. Aangezien het beroep in de zaak met nummer NL25.53588 al was beoordeeld, was er voor partijen geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep dat voortkwam uit de kennisgeving van de verweerder. Daarom heeft de rechtbank het beroep in de zaak met nummer NL25.55946 niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar uitgesproken.