ECLI:NL:RBDHA:2025:22040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
NL25.26863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van verklaringen en relatieproblemen

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, die van Gambiaanse nationaliteit is en een aanvraag heeft ingediend op 7 oktober 2019. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 21 mei 2025 afgewezen, omdat de verklaringen van eiser niet als samenhangend en geloofwaardig werden beschouwd. Eiser heeft een relatie gehad met zijn nicht, die zwanger raakte, en heeft problemen ervaren met zijn familie en gemeenschap, wat leidde tot mishandeling. Daarnaast heeft hij een seksuele relatie gehad met een Engelsman, wat ook tot bedreigingen leidde. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de minister terecht geen geloof hechtte aan de verklaringen van eiser over zijn asielmotieven. De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan houden, omdat de motivering van de minister deugdelijk is en de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26863

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aan het asielrelaas van eiser geen geloof kan worden gehecht omdat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 7 oktober 2019 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 mei 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Ook heeft de minister eiser geen verblijfsvergunning regulier, geen uitstel van vertrek en een terugkeerbesluit gegeven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
Eiser heeft op het verweerschrift gereageerd.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft een geheime relatie gehad met zijn nicht. Zij is zwanger geraakt. Toen dit bekend werd, heeft hij problemen gekregen met zijn familie en de gemeenschap. Eiser is mishandeld. Zijn oom, de vader van zijn nicht, heeft eiser in zijn been gestoken. Eiser is gevlucht en heeft nog een half jaar bij een vriend en zijn oom verbleven voordat hij het land van herkomst heeft verlaten. Verder heeft eiser voordat hij problemen kreeg door de relatie met zijn nicht een seksuele relatie gehad met een Engelsman. Deze Engelsman heeft hem onder druk gezet en hem in feite misbruikt. De gemeenschap is er achter gekomen dat eiser seksuele handelingen met deze man verrichtte en heeft eiser bedreigd.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante asielmotieven:
1. eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. eisers problemen vanwege de relatie met zijn nicht;
3. eisers problemen vanwege de seksuele relatie met de Engelsman.
De minister acht alleen asielmotief 1 geloofwaardig. De door eiser gestelde problemen vanwege de relatie met zijn nicht en de seksuele relatie met de Engelsman vindt de minister ongeloofwaardig. De minister ziet in asielmotief 1 geen reden om een asielvergunning te verlenen en concludeert dat de asielaanvraag ongegrond is.
5. De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiser alleen betrekking heeft op de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en dat de motivering van de minister in het bestreden besluit deugdelijk is. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Referentiekader
6. Eiser stelt dat de minister in het bestreden besluit ten onrechte het referentiekader van eiser niet heeft opgenomen. Hierdoor is het volgens eiser niet inzichtelijk welk referentiekader is meegenomen in de besluitvorming en hoe dit referentiekader de summiere dan wel tegenstrijdige verklaringen van eiser verschoont.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het door de minister gebruikte referentiekader blijkt wel degelijk uit het voornemen. Dit voornemen, inclusief het referentiekader, is onderdeel van de besluitvormingsprocedure en van het bestreden besluit. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de minister dit referentiekader niet op deugdelijke wijze in de besluitvormingsprocedure heeft betrokken.
Relatie met nicht
7. Eiser bestrijdt dat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de problemen door de relatie met zijn nicht. Eiser heeft meer aspecten uit zijn jeugd belicht, zoals zijn relatie met zijn vader en de overige familieleden, de liefde die hij voelde voor zijn nicht, hoe de relatie met zijn nicht is ontstaan en wat hij destijds met zijn nicht heeft besproken voor en na de zwangerschap. Eiser vindt dat het in het bestreden besluit onduidelijk blijft waarom deze aspecten niet bijdragen aan een geloofwaardig asielmotief. Ook is het eiser onduidelijk waarom de minister niet meer geloof hecht aan eisers verklaringen tijdens het nader gehoor dan aan zijn verklaringen tegenover zijn behandelend arts.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over de problemen door de relatie met zijn nicht geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat niet valt in te zien hoe de aspecten uit eisers jeugd die eiser noemt invloed hebben op zijn vermogen om consistent te verklaren en tot een andere beoordeling van de geloofwaardigheid zouden moeten leiden. De minister heeft verder deugdelijk toegelicht dat alle door eiser overgelegde documenten en zijn verklaringen in samenhang zijn beoordeeld. De minister heeft erop gewezen dat eiser zelf een verklaring van zijn behandelend arts heeft overgelegd. Eiser heeft hierbij opgemerkt dat deze verklaring een weergave is van wat hem in Gambia en tijdens de vlucht is overkomen. De minister heeft er terecht op gewezen dat eiser niet heeft aangegeven dat de verklaring van de behandelend arts onjuistheden bevat. Mede gelet hierop heeft de minister eiser mogen tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard over wat er is gebeurd in de periode voor eisers vertrek uit Gambia nadat zijn relatie met zijn nicht bekend was geworden bij zijn familie. De minister heeft van eiser mogen verwachten dat de verklaringen bij zijn behandelend arts en bij de minister in grote lijnen overeenkomen. Verder heeft de minister eiser mogen tegenwerpen dat hij ook wisselend heeft verklaard over het overlijden van zijn nicht. Zo heeft eiser eerst verklaard dat zijn nicht is overleden door voodoo. Ook heeft eiser verklaard dat zijn nicht tijdens de bevalling is overleden. Nadat eiser tijdens het nader gehoor is geconfronteerd met deze tegenstrijdige verklaringen is hij bij zijn verklaring gebleven dat zijn nicht is overleden tijdens de bevalling. Hij heeft toen niet verklaard dat de complicaties tijdens de bevalling zijn veroorzaakt door voodoo. De minister heeft bij de tegenwerping ook mogen betrekken dat eiser blijkens het verslag van zijn behandelend arts heeft verklaard dat de zwangerschap is geëindigd in een miskraam, en dat dit wezenlijk verschilt van het overlijden van zijn nicht tijdens de bevalling. De minister heeft niet ten onrechte geen geloof gehecht aan eisers verklaringen over de problemen door de relatie met zijn nicht.
Relatie met Engelsman
8. Eiser stelt dat de minister ten onrechte zijn verklaringen over de problemen door zijn relatie met de Engelsman ongeloofwaardig acht.
De minister volgt ten onrechte niet dat de problemen met de Engelsman zich hebben afgespeeld in dezelfde periode als de problemen met eisers nicht. Dat eiser heeft verklaard dat hij en zijn nicht altijd samen waren, betekent niet dat dit 24 uur per dag was. De minister miskent dat eiser en zijn nicht samen zijn opgegroeid en van kleins af aan samen speelden. Dat eiser ten tijde van de problemen met de Engelsman grotendeels via de telefoon contact hield met zijn nicht is niet een tegenstrijdigheid.
Verder heeft eiser verklaard dat hij ook liefdesgevoelens kreeg voor Thomas. Eiser ervaart deze gevoelens nog steeds als hij over de Engelsman spreekt en heeft dit ook verklaard in het nader gehoor. Dat de relatie met de Engelsman wat geforceerd is begonnen, doet hieraan niet af. In een staat van verliefdheid zijn mensen bereid om grotere risico’s te nemen of worden risico’s niet onderkend. Het is daarom niet opmerkelijk dat eiser na de bedreiging nog een keer met de Engelsman heeft afgesproken. Dat de dreigementen niet zijn uitgekomen, is enkel het geluk dat eiser treft.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat ook eisers verklaringen over zijn relatie met de Engelsman geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
De minister heeft er daarbij op mogen wijzen dat er tegenstrijdigheden zijn in eisers verklaringen over het tijdsverloop in de relatie met eisers nicht en het tijdsverloop in de relatie met de Engelsman. Over zijn nicht heeft eiser immers verklaard dat zij altijd samen waren en alles samen deden, terwijl hij over de relatie met de Engelsman heeft verteld dat hij alleen ’s avonds thuis was en met zijn nicht communiceerde via de telefoon. Eiser heeft voor deze tegenstrijdigheid geen overtuigende verklaring gegeven.
Verder heeft de minister eiser mogen tegenwerpen dat zijn verklaringen dat hij ondanks de bedreigingen door zijn liefdesgevoelens voor de Engelsman is teruggekeerd naar de Engelsman niet stroken met zijn verklaring dat hij geen liefde voor de Engelsman voelde. De minister heeft er ook op mogen wijzen dat eisers stelling dat hij bereid was risico’s te nemen niet overeenkomt met zijn verklaring dat hij onder andere wegens de bedreigingen vanwege de seksuele relatie met de Engelsman, Gambia heeft verlaten.
Eisers verklaringen over de problemen door zijn relatie met de Engelsman heeft de minister niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
8.2.
Voor zover eiser in zijn reactie op het verweerschrift heeft gesteld dat de correctie op het nader gehoor dat hij alleen op vrouwen valt niet juist is en hij steeds meer beseft dat hij (ook) op mannen valt, is de rechtbank van oordeel dat deze stelling de minister niet tot een ander standpunt over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen heeft hoeven brengen. De minister heeft ook geen aanleiding hoeven zien om eiser nadere vragen te stellen. De minister heeft mogen verwijzen naar passages in het nader gehoor waar eiser heeft verklaard dat hij gevoelens had voor de Engelsman en verder alleen op vrouwen valt en niet op mannen. Verder heeft eiser zijn stelling in de reactie op het verweerschrift dat hij al voor het nader gehoor naar het COC ging en LHBTI-gemeenschappen bezocht zeer laat in de procedure naar voren gebracht en niet onderbouwd. Ook de stelling van eiser in reactie op het verweerschrift dat hij last heeft van discriminatie op het asielzoekerscentrum omdat daar bekend is dat hij (ook) op mannen valt, heeft de minister in dit stadium van de procedure niet tot een ander standpunt hoeven brengen. Eisers beroepsgronden slagen derhalve niet.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000