ECLI:NL:RBDHA:2025:22036

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
NL25.25632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2025 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.L.M. Janssen, had eerder een asielaanvraag ingediend die op 17 maart 2022 was afgewezen. De minister van Asiel en Migratie had op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) voorlopig uitstel van vertrek verleend, maar op 8 september 2022 werd besloten dat de verzoeker niet in aanmerking kwam voor dit uitstel. Hiertegen had de verzoeker bezwaar gemaakt, wat op 6 juni 2025 ongegrond werd verklaard. De verzoeker stelde hiertegen beroep in en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 6 oktober 2025, waarbij zowel de gemachtigde van de verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft op 21 november 2025 uitspraak gedaan en geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, aangezien er inmiddels op het beroep was beslist. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en is openbaar gemaakt via gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25632

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.L.M. Janssen),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Inleiding

1. Met het besluit van 17 maart 2022, waarbij verzoekers asielaanvraag is afgewezen, heeft de minister verzoeker op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) voorlopig uitstel van vertrek verleend in afwachting van de beslissing op de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw.
1.1.
Bij besluit van 8 september 2022 heeft de minister beslist dat verzoeker niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw.
1.2.
De minister heeft bij besluit van 6 juni 2025 het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 8 september 2022 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep [1] ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de behandeling van de beroepszaak, op 6 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.NL25.25627