ECLI:NL:RBDHA:2025:22035
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet in asielprocedure
Deze uitspraak betreft de ambtshalve weigering van de minister van Asiel en Migratie om eiser uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser, die een asielaanvraag heeft ingediend, is het niet eens met dit besluit en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft op 6 oktober 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in stand kan blijven, en legt uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
De rechtbank stelt vast dat de minister op 8 september 2022 heeft besloten dat eiser geen uitstel van vertrek krijgt, gebaseerd op een medisch advies van het Bureau Medische Advisering (BMA). Dit advies concludeert dat er medische behandeling beschikbaar is in Nigeria en dat eiser kan reizen onder bepaalde voorwaarden. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 24 juli 2023 is toegewezen, waardoor hij niet mocht worden uitgezet totdat op zijn bezwaar was beslist.
De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft aangetoond dat mantelzorg essentieel is voor zijn medische behandeling en dat hij onvoldoende financiële middelen heeft om de benodigde zorg in Nigeria te verkrijgen. Ook zijn stellingen over de risico's bij terugkeer naar Nigeria zijn niet onderbouwd. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.