ECLI:NL:RBDHA:2025:22031

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
NL25.23963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet tijdig beslissen

In deze zaak heeft eiseres op 27 mei 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 17 augustus 2024 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 22 augustus 2025 alsnog op de asielaanvraag beslist. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de asielaanvraag van eiseres kennelijk ongegrond is verklaard. Aangezien de beslissing op de aanvraag is genomen, heeft eiseres geen procesbelang meer in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank wijst erop dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag op 17 februari 2025 eindigde, maar dat deze termijn was opgeschort door een besluitmoratorium van 14 november 2024 tot 14 mei 2025. De beslistermijn werd hervat op 15 mei 2025 en eindigde op 17 augustus 2025. De ingebrekestelling was ingediend op 8 mei 2025, waardoor het beroep tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23963

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.W. IJland),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 27 mei 2025 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 17 augustus 2024.
Op 22 augustus 2025 is alsnog op de asielaanvraag van eiseres beslist.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond verklaard. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het door eiser ingediende asielaanvraag, wordt vastgesteld dat met de beslissing op deze aanvraag is tegemoetgekomen aan het beroep, zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
2. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit op de asielaanvraag moet nemen. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiseres op 17 februari 2025 eindigen. Op de asielaanvraag van eiseres is het Besluit tot instelling van het besluitmoratorium van toepassing. Eiseres stelt namelijk dat zij afkomstig is uit Libanon. De beslistermijn was opgeschort voor de duur van het besluitmoratorium. Dit was van 14 november 2024 tot en met 14 mei 2025. De wettelijke beslistermijn is hervat op 15 mei 2025. De beslistermijn eindigt daarom op 17 augustus 2025.
3. Dat betekent dat op het moment van indiening van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken. De ingebrekestelling is ingediend op 8 mei 2025. Daarom is het beroep tegen het uitblijven van een besluit op de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 19 november 2025 door mr. W.H. Bel, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.