ECLI:NL:RBDHA:2025:22007
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.J. Versteeg, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 8 september 2025 is genomen. Dit besluit hield in dat aan de eiser de maatregel van bewaring werd opgelegd op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 24 september 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, H. Jafoute. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S.L. Sarin.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen beroepsgronden heeft aangevoerd tegen de maatregel van bewaring. Hierdoor was de toetsing door de rechtbank beperkt tot een ambtshalve toetsing van de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel, zoals voorgeschreven door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022. Na deze toetsing heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen gronden zijn voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was tot het moment van sluiten van het onderzoek.
Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.