ECLI:NL:RBDHA:2025:22004

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
NL24.7823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker van Turkse nationaliteit die in beroep is gegaan tegen een besluit van de minister van Justitie en Veiligheid, waarin werd medegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming na 4 maart 2024 zou eindigen. De verzoeker heeft op 31 oktober 2025, samen met zijn echtgenote en haar dochter, de zitting bijgewoond, waarbij ook de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat dit niet meer nodig is, aangezien het beroep van de verzoeker op dezelfde dag ongegrond is verklaard in een andere uitspraak (zaaknummer NL24.35493). Het bestreden besluit van de minister is in stand gelaten, waardoor de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening heeft afgewezen.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Ruiter.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7823

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

geboren op [geboortedatum] ,
van Turkse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Justitie en Veiligheid, de minister

(gemachtigde: mr. J.R. Sotthewes- de Jonge).

Inleiding

1. Met het besluit van 4 maart 2024 heeft de minister aan verzoeker laten weten dat hij na 4 maart 2024 niet meer valt onder de RTB en zijn tijdelijke bescherming beëindigd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de behandeling van het beroep [1] , op 31 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker – vergezeld door zijn echtgenote en haar dochter –, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op zitting gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, in de zaak met nummer NL24.35493, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Het beroep is daarbij ongegrond verklaard en het bestreden besluit is in stand gelaten. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.NL24.35493