In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen van eiser, die zich richtten tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie. Het eerste beroep betreft een plaatsingsbesluit van 22 oktober 2025, waarbij eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen werd geplaatst. Het tweede beroep betreft een vrijheidsbeperkende maatregel op basis van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft op 29 oktober en 4 november 2025 gronden van beroep ingediend, maar verscheen niet op de zitting van 5 november 2025, waar de rechtbank de beroepen behandelde.
De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn. Eiser had zich in zijn beroep tegen het plaatsingsbesluit beperkt tot de stelling dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank concludeert dat eiser op 20 oktober 2025 de gelegenheid heeft gekregen om zijn relaas te doen, en dat het COa voldoende informatie heeft verzameld om het plaatsingsbesluit te rechtvaardigen. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die de maatregel zouden kunnen beïnvloeden. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 november 2025.