ECLI:NL:RBDHA:2025:2190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
NL25.5746
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vw met betrekking tot zicht op uitzetting naar Marokko en Algerije

Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, een Marokkaanse vreemdeling zonder rechtmatig verblijf, beroep heeft ingesteld tegen een maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de minister stelde dat er risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou beletten. Eiser heeft in het verleden wisselende verklaringen afgelegd over zijn nationaliteit, wat de situatie bemoeilijkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Marokko bestaat, ondanks de eerdere verklaringen van eiser over een mogelijke Algerijnse nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd waren en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de bewaring onevenredig bezwarend maakten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5746

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.A.E.M. Amesz),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1989 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Het staat vast dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Gelet hierop was verweerder bevoegd tot het opleggen van de maatregel op grond van artikel 59 van de Vw.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Als zware gronden [1] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt met betrekking tot zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [2] staat vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 Vw heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden feitelijk juist zijn en voor zover nodig (lichte gronden) ook voldoende zijn gemotiveerd. De gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. Verweerder heeft daarmee voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om eerder genoemd risico te ondervangen. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien om te volstaan met een lichter middel.
5. Eiser stelt dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. Eiser heeft in het verleden enerzijds verklaard dat hij alleen de Marokkaanse nationaliteit heeft en anderzijds dat hij alleen de Algerijnse nationaliteit heeft. Het is daarom niet duidelijk naar welk land eiser moet worden uitgezet.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 6 september 2022 eisers asielaanvraag buiten behandeling heeft gesteld en tegen hem een terugkeerbesluit uitgevaardigd. In die beschikking staat dat eiser de Marokkaanse nationaliteit heeft. Daarnaast heeft verweerder op 13 december 2022 een aanvullend terugkeerbesluit genomen en daarin vermeld dat eiser dient terug te keren naar Marokko. Op grond van deze omstandigheden heeft verweerder kunnen besluiten om een LP-traject (laissez-passer) voor uitzetting naar Marokko op te starten. In zijn algemeenheid is sprake van zicht op uitzetting naar Marokko. De enkele omstandigheid dat eiser in het verleden heeft verklaard dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft, geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. Overigens is verweerder inmiddels ook gestart met een LP-aanvraag bij de Algerijnse autoriteiten. Ook voor Algerije is in zijn algemeenheid sprake van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. De omstandigheid dat verweerder LP-aanvragen bij twee landen indient, is een gevolg van eisers wisselende verklaringen over zijn nationaliteit. Dit maakt niet dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn in eisers geval ontbreekt.
7. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 18 februari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.