Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, een Marokkaanse vreemdeling zonder rechtmatig verblijf, beroep heeft ingesteld tegen een maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de minister stelde dat er risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou beletten. Eiser heeft in het verleden wisselende verklaringen afgelegd over zijn nationaliteit, wat de situatie bemoeilijkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Marokko bestaat, ondanks de eerdere verklaringen van eiser over een mogelijke Algerijnse nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd waren en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de bewaring onevenredig bezwarend maakten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden.