Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 6 februari 2024, waarbij de minister hem de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 12 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank overwoog dat eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland had en dat de minister bevoegd was om de maatregel van bewaring op te leggen. Eiser betwistte de gronden voor de maatregel niet, maar stelde dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko was. De rechtbank oordeelde echter dat er wel degelijk zicht op uitzetting was, gezien de eerdere afgifte van een laissez-passer door de Marokkaanse autoriteiten en de mededeling dat er op korte termijn een nieuwe LP zou worden verstrekt. Eiser voerde ook aan dat er een lichter middel toegepast had moeten worden, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat dit niet mogelijk was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.