ECLI:NL:RBDHA:2025:21858

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
NL25.37254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, afkomstig uit Syrië, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister ontving de aanvraag op 16 januari 2024 en had uiterlijk op 16 juli 2025 moeten beslissen, maar dit is niet gebeurd. Eiser heeft de minister op 24 juli 2025 in gebreke gesteld en op 11 augustus 2025 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is verstreken. De rechtbank geeft de minister een termijn van acht weken om een gehoor af te nemen over de asielmotieven van eiser en daarna binnen acht weken een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook verzocht om schadevergoeding voor schending van de redelijke termijn, maar dit verzoek wordt afgewezen omdat hij geen concrete schade heeft aangetoond. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.37254
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R.S. Frickus),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiser gegrond?

3. De minister heeft de aanvraag op 16 januari 2024 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Aanvankelijk heeft de minister de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/26 met negen maanden verlengd. De minister heeft deze WBV echter weer ingetrokken (IB 2025/28). Als gevolg hiervan geldt voor alle asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2024 weer een beslistermijn van zes maanden.
4. Eiser komt uit Syrië. Met ingang van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold voor Syrië een besluitmoratorium.4 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor asielaanvragen die vóór of tijdens de werking van het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.5
5. De minister diende uiterlijk op 16 juli 2025 te beslissen op de aanvraag (16 januari 2024 + zes maanden + één jaar, tot in totaal ten hoogste 21 maanden). De beslistermijn is derhalve verstreken. Eiser heeft de minister op 24 juli 2025 in gebreke gesteld en heeft op 11 augustus 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de asielaanvraag. Aangezien de minister nog niet op de aanvraag heeft beslist, is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond.

Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?

6. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.6 In deze zaak is dit aan de orde.
7. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiser in deze zaak nog niet is gehoord omtrent zijn asielmotieven. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een gehoor omtrent de asielmotieven van eiser moet afnemen en binnen acht weken daarna het besluit op de aanvraag bekend moet maken.

Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?

8. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.7 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Schadevergoeding
9. Eiser heeft de rechtbank ook verzocht de hoogte van een schadevergoeding vast te stellen voor schending van de redelijke termijn, gerekend vanaf 16 juli 2025, de datum waarop volgens eiser de beslistermijn van 18 maanden is verstreken. Eiser heeft daarbij een beroep gedaan op artikel 8:88 van de Awb.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser in deze procedure niet concreet en met stukken onderbouwd dat hij schade heeft geleden als gevolg van het niet tijdig nemen van het besluit op zijn aanvraag. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
4 Stct. 2024, 41538.
5 Artikel 43, eerste lid, van de Vw en artikel 2 van het Besluit instelling besluitmoratorium en vertrekmoratorium vreemdelingen afkomstig uit Syrië.
6 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat de minister binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken na het nader gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken, in ieder geval
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Simorangkir, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 oktober 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.