ECLI:NL:RBDHA:2025:21857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
NL25.36594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door tijdsoverschrijding

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn asielaanvraag op 26 januari 2024 heeft ingediend. De minister heeft op 12 juli 2024 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, maar had uiterlijk zes maanden na de overdracht aan Nederland, die op 28 september 2024 plaatsvond, moeten beslissen. De rechtbank oordeelt dat de minister niet tijdig heeft beslist, maar dat eiser zijn beroep te vroeg heeft ingesteld door de ingebrekestelling op 23 juli 2025 in te dienen, terwijl de beslistermijn nog niet verstreken was. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en komt niet toe aan de vraag of er een bestuurlijke dwangsom is verbeurd. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en bekendgemaakt op 28 oktober 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.36594
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiser ontvankelijk?

3. De minister dient uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking te geven.3 Indien de minister onderzoekt of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen,4 vangt deze termijn aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.5
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Artikel 30 van de Vw.
5 Artikel 42, zesde lid, van de Vw.
4. Eiser heeft op 26 januari 2024 zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Naar aanleiding van de aanvraag, heeft de minister op 13 maart 2024 aan de Kroatische autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen.6 De Bulgaarse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 27 maart 2024. De minister diende eiser vanaf dat moment uiterlijk binnen zes maanden over te dragen.7 De minister heeft eiser daarom bij beschikking van 12 juli 2024 schriftelijk laten weten zijn aanvraag niet in behandeling te nemen.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser niet tijdig aan Kroatië is overgedragen met het gevolg dat de minister per 28 september 2024 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De minister had dus uiterlijk zes maanden later op de aanvraag moeten beslissen.8
6. Eiser komt uit Syrië. Met ingang van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold voor Syrië een besluitmoratorium.9 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor asielaanvragen die vóór of tijdens de werking van het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.10
7. In beginsel zou dit betekenen dat de minister uiterlijk op 28 maart 2026 dient te beslissen op de aanvraag (28 september 2024 + zes maanden + één jaar, tot in totaal ten hoogste 21 maanden). Echter, de maximale beslistermijn van 21 maanden begint in dit geval te lopen na de ontvangst van de aanvraag op 26 januari 2024.11 De rechtbank sluit in dit verband aan bij en verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 6 december 2023.12 Hieruit volgt dat de maximale beslistermijn begint te lopen vanaf het moment van indiening van de asielaanvraag, ook als na die aanvraag een onderzoek in het kader van de Dublinverordening heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat de minister in onderhavig geval uiterlijk op 26 oktober 2025 dient te beslissen op de aanvraag. Eiser heeft de minister op 23 juli 2025 in gebreke gesteld. De beslistermijn was op dat moment hoe dan ook nog niet verstreken. De ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend. Het beroep is daarmee kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Heeft de minister een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
9. Het beroep is niet-ontvankelijk. Al om die reden komt de rechtbank niet toe aan het vaststellen van een eventuele verbeurde bestuurlijke dwangsom.
6 Artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening.
7 Artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening.
8 Artikel 42, eerste lid, van de Vw. Aanvankelijk heeft de minister de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/26 met negen maanden verlengd. De minister heeft deze WBV echter weer ingetrokken (IB 2025/28). Als gevolg hiervan geldt voor alle asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2024 weer een beslistermijn van zes maanden.
9 Stcrt. 2024, 41538.
10 Artikel 43, eerste lid, van de Vw en artikel 2 van het Besluit instelling besluitmoratorium en vertrekmoratorium vreemdelingen afkomstig uit Syrië.
11 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Simorangkir, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 oktober 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.