ECLI:NL:RBDHA:2025:21771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
09/359401-24, 10/393670-24 (ttz. gev.) en 03/126979-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude en diefstal met valse sleutel door middel van oplichting van ouderen

Op 21 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij bankhelpdeskfraude en diefstal met valse sleutel. De verdachte, geboren in 2000 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere oplichtingen en diefstallen waarbij ouderen als slachtoffers werden benaderd. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vier oplichtingen en drie diefstallen met valse sleutel. De modus operandi bestond uit het bellen van slachtoffers, zich voordoen als bankmedewerker en hen manipuleren om hun bankpassen en pincodes af te geven. Vervolgens werden er grote bedragen gepind van de rekeningen van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in nauwe samenwerking met anderen handelde en dat zijn bijdrage aan de gepleegde feiten van voldoende gewicht was om te spreken van medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen tot immateriële schade zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze al was bevolen door het gerechtshof.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/359401-24, 10/393670-24 (ttz. gev.) en 03/126979-23 (tul)
Datum uitspraak: 21 november 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
op dit moment uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 7 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.M. de Vries en van wat door de raadsvrouw van de verdachte, mr. M. Timmermans-Roelands, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding met parketnummer 09/359401-24 (hierna: dagvaarding I) en de dagvaarding met parketnummer 10/393670-24 (hierna: dagvaarding II). De tekst van de tenlastelegging van beide dagvaardingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 3 van de dagvaarding I tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten onder 1, 2 en 4 van dagvaarding I en feiten 1 t/m 4 van dagvaarding II.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 3 en 4 tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1 en 2 feit van dagvaarding I en 1 t/m 4 van dagvaarding II tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden zijn als bijlage II bij dit vonnis gevoegd. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt voor dat feit of die feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.4.
Vrijspraak van feit 2 (dagvaarding II)
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten aanzien van feit 2 (dagvaarding II) ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat in de tenlastelegging is opgenomen dat verdachte de diefstal zou hebben gepleegd in Rotterdam. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank echter niet kunnen vaststellen dat de ten laste gelegde handeling daar heeft plaatsgevonden. In de aangifte staat dat transacties met de pinpas van aangevers zijn gedaan bij een geldmaat in Ridderkerk.
De rechtbank is gebonden aan de grondslag van de tenlastelegging. Het staat de rechtbank niet vrij de pleegplaats verbeterd te lezen, omdat dit een zodanige wijziging betreft dat dit slechts kan plaatsvinden op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting (ECLI:NL:HR:2011:BT8787). Een dergelijke wijziging is evenwel niet gevorderd.
3.5.
Bewijsoverwegingen feiten 3 en 4 (dagvaarding I)
Herkenning
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 (dagvaarding I) heeft de raadsvrouw – kort samengevat – bepleit dat het niet de verdachte is geweest die aan de deur is geweest bij aangeefster [aangever 1] en dat hij ook niet de persoon was die vervolgens met de pinpas van aangeefster heeft gepind. Aangeefsters beschrijving van de persoon die bij haar aan de deur heeft gestaan en de tekening die aangeefsters dochter van deze persoon heeft gemaakt, komen niet overeen met het uiterlijk van de verdachte. Daarnaast stelt de raadsvrouw dat de (stills van de) camerabeelden van de pinautomaten van slechte kwaliteit zijn en dat de persoon die daarop te zien is slechts gedeeltelijk in beeld is. De verbalisanten hebben de verdachte daarop niet kunnen herkennen. Volgens de raadsvrouw heeft de verdachte zich daarom niet schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde medeplegen van de “bankhelpdeskfraude” en de tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte bij de aangeefster thuis is geweest. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de beschrijving- en de tekening van de man die bij de aangeefster langs is gekomen om haar pinpas op te halen niet overeen met komen met de verdachte en het dossier bevat door verder ook gaan aanknopingspunten voor. Op basis van de (stills van de) camerabeelden van de pinautomaten in Den Haag en Rotterdam en de herkenning door de verbalisanten van verdachte daarop stelt de rechtbank wel vast dat het de verdachte is geweest die op 28 en 29 juni 2024 – kort nadat aangeefsters pinpas is opgehaald – heeft gepind met de pinpas van aangeefster.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de verdachte dan toch als medepleger strafbare betrokkenheid heeft gehad bij deze feiten.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplegen sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Voor de bewezenverklaring van medeplegen is niet vereist dat het gewicht van de bijdrage van de verdachte gelijkwaardig is aan dat van zijn mededader(s).
De verdachte in deze zaak wordt tenlastegelegd het op verschillende momenten medeplegen van een aantal oplichtingen (“bankhelpdeskfraudes”) in combinatie met de diefstallen van geldbedragen via de bij die oplichtingen buitgemaakte pinpassen. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de modus operandi bij het medeplegen van alle tenlastegelegde oplichtingen en diefstallen in deze zaak telkens nagenoeg hetzelfde was. Uit de aangiftes in de verschillende zaken volgt dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers bankpassen, pincodes, telefoons en/of sieraden afhandig te maken. Kort gezegd werden de slachtoffers gebeld met de mededeling dat er (mogelijk) fraude werd gepleegd met hun bankrekeningen en werd hen gezegd dat daarom hun pinpassen – en in sommige gevallen ook andere kostbaarheden – door een koerier werden opgehaald die zich met een code aan hen zou bekendmaken. Vervolgens werden er kort daarna grote geldbedragen gepind met de buitgemaakte pinpassen. Die werkwijze vergt een planmatige aanpak waarbij sprake moet zijn geweest van een intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen, waarbij in een kort tijdsbestek werd gehandeld.
In de overige zaken – feiten 1 en 2 (dagvaarding I) en feiten 1, 3 en 4 (dagvaarding II) - was de verdachte diegene die bij de slachtoffers aan de deur kwam om een pinpas en andere kostbaarheden op te halen, terwijl de aangever of aangeefster nog in gesprek was met de beweerdelijke bankmedewerker. De verdachte was in die gevallen op de hoogte van de code die hij moest doorgeven ter identificatie. Ook was hij diegene die vervolgens ging pinnen met de buitgemaakt pinpassen.
In het geval van aangeefster [aangever 1] heeft de verdachte zeer kort nadat de pinpassen door een ander bij haar woning waren opgehaald, de bankpassen en de pincodes van aangeefster verkregen en is daar vervolgens geld mee gaan pinnen. Kort na de oplichting in Den Haag en de volgende dag in Rotterdam. Deze handelingen van de verdachte, zo kort nadat de pinpassen waren opgehaald, waren cruciaal voor het voltooien van de oplichting. De oplichting heeft immers geen zin als daarna niet wordt gepind met de buitgemaakte pinpas en pincode. Daarbij moet de verdachte daarvoor in nauw contact hebben gestaan met zijn mededader(s).
De rechtbank is daarom van oordeel dat kan worden bewezenverklaard dat de verdachte schuldig is aan het medeplegen van de oplichting van aangeefster [aangever 1] . Dat de verdachte in dit geval alleen het geld heeft gepind met een door een andere mededader buitgemaakte pas, doet – gelet wat hiervoor is overwogen over de nauwe en bewuste samenwerking met die mededader(s) en de korte tijd na het wegnemen van de bankpas – niet af aan dat oordeel.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I (09/359401-24)
1
hij op 29 september 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten meerdere pinpassen en
eentelefoon en enig geldbedrag door
- het slachtoffer telefonisch te contacten en zich voor te doen als een fraude help desk medewerker van een bank, en
- vervolgens in die hoedanigheid en/of hoedanigheid van een andere medewerker van de bank het slachtoffer mede te delen dat er frauduleuze handelingen zijn gepleegd met zijn rekening, en
- tenslotte door bij het huisadres van het slachtoffer langs te gaan en meerdere bankpassen en
eentelefoon in ontvangst te nemen (om deze veilig te stellen) en zich daarbij voor te doen als een medewerker van een bank;
2
hij op 29 september 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van 4900 euro dat geheel aan [aangever 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
datweg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door bij het verrichten van die geldopname gebruik te maken van een pinpas met bijhorende pincode die niet aan de verdachte toebehoorde;
3
hij op 28 juni 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten één pinpas, door
- het slachtoffer telefonisch te contacten en zich voor te doen als een fraude help desk medewerker van een bank, en
- vervolgens in die hoedanigheid en/of hoedanigheid van een andere medewerker van de bank het slachtoffer mede te delen dat er frauduleuze handelingen zijn gepleegd met haar rekening, en
- tenslotte bij het huisadres van het slachtoffer langs te gaan en één bankpas in ontvangst te nemen (om deze veilig te stellen) en zich daarbij voor te doen als een medewerker van een bank;
4
hij op 28 juni 2024 te ’s-Gravenhage een geldbedrag dat geheel aan [aangever 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens bij het verrichten van geldopname gebruik te maken van een pinpas met bijhorende pincode die niet aan de verdachte toebehoorde.
Ten aanzien van dagvaarding II (10/393670-24)
1
hij op 2 juli 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] en [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten meerdere bankpassen,
eentelefoon, enig geldbedrag en sieraden, door
- het slachtoffer telefonisch te contacten en zich voor te doen als een medewerker van een bank,
- vervolgens in die hoedanigheid mede te delen dat er bankpassen gevonden zijn van die [aangever 3] en [aangever 4] ,
- tenslotte bij het huisadres van de slachtoffers langs te gaan en meerdere bankpassen,
eentelefoon, sieraden en geldbedragen in ontvangst te nemen (om deze veilig te stellen) en zich daarbij voor te doen als een medewerker van een bank;
3
hij op 12 juli 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten één bankpas, door
- het slachtoffer telefonisch te contacten en zich voor te doen als een fraude help desk medewerker van een bank,
- vervolgens in die hoedanigheid en hoedanigheid van een andere medewerker van de bank het slachtoffer mede te delen dat er geld was weggenomen van zijn rekening, en
- tenslotte bij het huisadres van het slachtoffer langs te gaan en bankpassen in ontvangst te nemen (om deze veilig te stellen) en zich daarbij voor te doen als een medewerker van een bank;
4
hij op 12 juli 2024 te Rotterdam, een geldbedrag van in totaal 3000 euro, dat geheel aan [aangever 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
datweg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens bij het verrichten van geldopnames gebruik te maken van een bankpas met bijhorende pincode die niet aan de verdachte toebehoorde.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte is intussen (op 7 april 2025 door de rechtbank Noord-Nederland, op 24 juli 2025 door het gerechtshof Den Haag en op 25 september 2025 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant) onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten. Indien de feiten in deze zaak bij een van die eerdere zaken zouden zijn gevoegd, dan zou volgens de raadsvrouw gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht geen hogere straf zijn opgelegd. De verdediging bepleit daarom primair tot toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair is verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier oplichtingen en drie diefstallen met een valse sleutel. De incidenten waren zogenoemde ‘babbeltrucs’, waarbij de verdachte over de periode van bijna een jaar samen met anderen, de slachtoffers op leeftijd van hun bankpassen, pincodes en ook hun sieraden afhandig heeft gemaakt. De slachtoffers zijn telkens telefonisch benaderd door een persoon die zich voordeed als bankmedewerker. De slachtoffers werden wijsgemaakt dat er een probleem was met hun bankrekening en dat iemand zou langskomen om het probleem te verhelpen. Daarna kwam een persoon aan de deur die zich voordeed als bankmedewerker, en de slachtoffers met geraffineerde leugens manipuleerde om hun bankpassen en pincodes af te geven. Daarna werden zo snel mogelijk grote bedragen van hun bankrekening gepind, of dure aankopen gedaan in winkels.
De verdachte en zijn mededaders hebben deze slachtoffers aangetast in hun gevoel van veiligheid in hun eigen woning en hun vertrouwen in de medemens. Verdachte en zijn mededaders hebben voor die gevolgen geen oog voor gehad en zich alleen laten drijven door eigen financieel gewin. De slachtoffers waren tussen de 69 en 92 jaar oud. Het bereiken van een hoge leeftijd brengt een mate van kwetsbaarheid en afhankelijkheid met zich. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat de verdachte en zijn mededaders daar misbruik van hebben gemaakt.
Verder is bankhelpdeskfraude een ernstige vorm van criminaliteit die, naast financiële schade, ook het algemene vertrouwen ondermijnt tussen de banken en hun klanten. Dit vertrouwen is van groot belang voor het maatschappelijke en economische verkeer.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van 14 oktober 2024 en 13 augustus 2025. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, omdat hij nog twee toezichten van de reclassering open heeft staan gekoppeld aan eerdere veroordelingen, waarvan één met de bijzondere voorwaarden, te weten dat de verdachte moet meewerken aan diagnostiek en aan een ambulante behandeling.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte. In het nadeel van de verdachte houdt de rechtbank er bij het bepalen van de straf rekening mee dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Toepassing van artikel 9a Sr vanwege de toepasselijkheid van artikel 63 Sr, zoals door de verdediging is bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen recht aan het leed dat de slachtoffers is aangedaan. De rechtbank komt dan ook tot een strafoplegging in deze zaak, waarbij zij daarbij rekening houdt met artikel 63 Sr.
Strafoplegging
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat 3 maanden gevangenisstraf wordt opgelegd per incident. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de reeds opgelegde straffen, acht de rechtbank een lagere straf passend. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden passend en geboden is. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank – mede gelet op de reclasseringsrapport – geen aanleiding.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregel

7.1.
De vorderingen van de benadeelde partijen (feit 1, dagvaarding II)
Er hebben zich twee benadeelde partijen in het strafproces gevoegd, [aangever 4] en [aangever 3] (feit 1, dagvaarding II).
[aangever 4] vordert een schadevergoeding van € 1.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gevorderde bedrag bestaat voor € 1.000,00 uit materiële schade en € 800,00 uit immateriële schade.
[aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gevorderde bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [aangever 4] en [aangever 3] dienen te worden toegewezen, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 4] en [aangever 3] tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De raadsvrouw heeft zich betreffende de gevorderde materiële schade van [aangever 4] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 4] (feit 1, dagvaarding II)
Materiële schade
De vordering van € 1.000,00 van benadeelde partij [aangever 4] voor materiële schadevergoeding is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden door het onder 3.6 bewezenverklaarde feit 1 van de dagvaarding II, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal deze vordering voor materiële schade daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00.
Immateriële schade
De benadeelde partij [aangever 4] heeft ook € 800,00 immateriële schade gevorderd. Zij stelt dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 onder sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ter onderbouwing wijst de benadeelde partij op de impact die het bewezenverklaarde heeft gehad en nog dagelijks heeft. Dit is toegelicht in de schriftelijke slachtofferverklaring en het verzoek tot schadevergoeding. Namens de verdachte is deze vordering betwist.
De rechtbank oordeelt als volgt. Voor de beoordeling of sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, is het van belang dat degene die zich hierop beroept dat met concrete gegevens onderbouwt. Hiertoe is in beginsel onvoldoende dat sprake is van gevoelens van angst, schuld en wantrouwen. In het geval de fysieke of psychische schade niet met concrete gegevens wordt onderbouwd, moet het gaan om een geval waarin de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank overweegt dat weliswaar niet is uitgesloten dat een vermogensdelict dermate ingrijpende gevolgen kan hebben dat zij grond kan bieden voor het aannemen van aantasting in de persoon, maar dat dit in de regel niét zo is en er slechts bij bijzondere omstandigheden een uitzondering op dat uitgangspunt mogelijk is. Een babbeltruc zonder geweld levert niet per definitie een dergelijke uitzondering op (vlg. ECLI:NL:HR:2025:1118).
Hoewel de gevolgen van het delict voor het slachtoffer goed invoelbaar zijn, ziet de rechtbank op dit punt geen ruimte om de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade toe te wijzen. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade daarom niet-ontvankelijk verklaren,
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering van [aangever 4] toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00 aan materiële schade en voor het overige [aangever 4] niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 juli 2024, omdat de schade vanaf die datum is ontstaan. Omdat de vordering voor materiële schade wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met die vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend in vereniging met één of meer anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Oplegging schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover [aangever 4] aansprakelijk voor schade die daardoor is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 4] .
7.4.2.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 3] (feit 1, dagvaarding II)
Benadeelde partij [aangever 3] heeft € 800,00 immateriële schade gevorderd op grond van artikel 6:106 onder sub b BW. Naast de toelichting in de schriftelijke slachtofferverklaring en de onderbouwing in het verzoek tot schadevergoeding, heeft [aangever 3] een (verwijzings)brief ingediend van de huisarts. Namens de verdachte is deze vordering betwist.
Gelet op het beoordelingskader dat hiervoor onder 7.4.1 is beschreven, kan de rechtbank niet vaststellen dat [aangever 3] geestelijk letsel heeft opgelopen. De ingebrachte brief van de huisarts is hiervoor onvoldoende. Hoewel niet uitgesloten is dat de bewezenverklaarde feiten dermate ingrijpende gevolgen hebben gehad dat zij grond zouden kunnen bieden voor het aannemen van een aantasting in de persoon, kan in dit geval, gelet op de onderbouwing, niet worden vastgesteld dat de gevolgen die het bewezenverklaarde voor [aangever 3] heeft gehad dermate ingrijpend en van de gebruikelijke gevolgen afwijkend zijn dat zij het oordeel rechtvaardigen dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 onder sub b BW.
De rechtbank zal de vordering van [aangever 3] daarom niet ontvankelijk verklaren.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 oktober 2025 gevorderd dat de bij parketnummer 03/126979-23 door de politierechter te Roermond op 27 november 2023 voorwaardelijke opgelegde 20 dagen gevangenisstraf, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Op de terechtzitting heeft de officier van justitie gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het gerechtshof Den Haag op 24 juli 2025 de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf reeds heeft bevolen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – ook gelet op het onherroepelijke arrest van het gerechtshof Den Haag van 24 juli 2025 – bepleit dat de vordering tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 8.1 genoemde vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36f, 47, 55, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 van parketnummer 10/393670-24 (dagvaarding II) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
de eendaadse samenloop van
ten aanzien van feit 1 en 2 parketnummer 09/359401-24:
medeplegen van oplichting;
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
de eendaadse samenloop van
ten aanzien van feit 3 en 4 parketnummer 09/359401-24:
medeplegen van oplichting;
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 1 van parketnummer 10/393670-24:
medeplegen van oplichting;
de eendaadse samenloop van
ten aanzien van feit 3 en 4 van parketnummer 10/393670-24:
medeplegen van oplichting;
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
de vordering van de benadeelde partij [aangever 4] (feit 1 dagvaarding 10-393670-24)
wijst de vordering tot schadevergoeding van [aangever 4] deels toe tot een bedrag van € 1.000,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever 4] ;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 4] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door [aangever 4] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregel vordering benadeelde partij [aangever 4] (feit 1 dagvaarding 10-393670-24)
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2024 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 4] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de [aangever 4] heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan [aangever 4] heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] (feit 1 dagvaarding 10-393670-24)
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk is zijn vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
verklaart de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter van 27 november 2023, gewezen onder parketnummer 03-126979-23, niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.W. Duijnstee, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. E.R.F. van Engelen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.E. Tesson, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 november 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Ten aanzien van dagvaarding I (09/359401-24)
1
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten één of meerdere pinpassen en/of telefoon(s) en/of enig geldbedrag door
- het slachtoffer telefonisch te contacten en zich voor te doen als een fraude help desk medewerker van een bank, en/of
- vervolgens in die hoedanigheid en/of hoedanigheid van een (andere) medewerker van de bank het slachtoffer mede te delen dat er frauduleuze handelingen zijn gepleegd met zijn rekening, en/of
- tenslotte door bij het huisadres van het slachtoffer langs te gaan en één of meerdere bankpas(sen) en/of telefoons in ontvangst te nemen (om deze veilig te stellen) en zich daarbij voor te doen als een medewerker van een bank;
2
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans te Nederland,(telkens) tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een geldbedrag van 4900 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) bij het verrichten van (die) geldopnames gebruik te maken van een pinpas met bijhorende pincode die niet aan de verdachte toebehoorde;
3
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten één of meerdere pinpassen en/of enig geldbedrag, door
- het slachtoffer telefonisch te contacten en zich voor te doen als een fraude help desk medewerker van een bank, en/of
- vervolgens in die hoedanigheid en/of hoedanigheid van een (andere) medewerker van de bank het slachtoffer mede te delen dat er frauduleuze handelingen zijn gepleegd met haar rekening, en/of
- tenslotte door bij het huisadres van het slachtoffer langs te gaan en één of meerdere bankpas(sen) in ontvangst te nemen (om deze veilig te stellen) en zich
daarbij voor te doen als een medewerker van een bank;
4
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te ’s-Gravenhage een geldbedrag van 2455 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) bij het verrichten van (die) geldopnames gebruik te maken van een pinpas met bijhorende pincode die niet aan de verdachte toebehoorde.
Ten aanzien van dagvaarding II (10/393670-24)
1
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] en/of [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten één of meerdere bankpassen, telefoon(s), enig geldbedrag en/of sieraden, door
- het slachtoffer telefonisch te contacten en zich voor te doen als een medewerker van een bank,
- vervolgens in die hoedanigheid mede te delen dat er bankpas(sen) gevonden zijn van die [aangever 3] en/of [aangever 4] ,
- tenslotte door bij het huisadres van het/de slachtoffer(s) langs te gaan en één of meerdere bankpas(sen), telefoons, sieraden en/of geldbedragen in ontvangst te nemen (om deze veilig te stellen) en zich daarbij voor te doen als een medewerker van een bank;
2
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Rotterdam, een geldbedrag (van in totaal 2000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] en/of [aangever 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) bij het verrichten van (die)
geldopnames gebruik te maken van een bankpas met bijhorende pincode die niet aan de verdachte toebehoorde;
3
hij op of omstreeks 12 juli 2024 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten één of meerdere bankpassen, door
- het slachtoffer telefonisch te contacten en zich voor te doen als een fraude help desk medewerker van een bank,
- vervolgens in die hoedanigheid en/of hoedanigheid van een (andere) medewerker van de bank het slachtoffer mede te delen dat er geld was weggenomen van zijn rekening, en/of
- tenslotte door bij het huisadres van het slachtoffer langs te gaan en één of meerdere bankpas(sen) in ontvangst te nemen (om deze veilig te stellen) en zich daarbij voor te doen als een medewerker van een bank;
4
hij op of omstreeks 12 juli 2024 te Rotterdam, een geldbedrag (van in totaal 3000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) door (telkens) bij het verrichten van (die) geldopnames gebruik te maken van een bankpas met bijhorende pincode die niet aan de verdachte toebehoorde.