ECLI:NL:RBDHA:2025:21743
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak
Op 12 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 09/837012-20. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De zaak betreft een veroordeelde die eerder was vrijgesproken van het strafbare feit waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. Tijdens de zittingen op 28 november 2024 en 29 oktober 2025 heeft de officier van justitie, mr. M.C. Stolk, de vordering ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 53.487,00. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.S. van der Biezen, heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de ontnemingsvordering, gezien de vrijspraak van de veroordeelde. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen grondslag voor ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel bestaat, aangezien de veroordeelde is vrijgesproken van het strafbare feit. De rechtbank heeft daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming.