ECLI:NL:RBDHA:2025:21599

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
NL25.54087
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van Algerijnse vreemdeling

Op 17 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Algerijnse vreemdeling die in beroep ging tegen een maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De vreemdeling, eiser, had op 4 november 2025 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, waartegen hij beroep instelde. Dit beroep werd tevens gezien als een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld, waarbij eiser op 6 november 2025 zijn gronden van beroep indiende en de minister op 12 november 2025 hierop reageerde. De rechtbank sloot het onderzoek op 17 november 2025.

Eiser betwistte de gronden voor de maatregel van bewaring en voerde aan dat hij in het kader van de Dublinverordening vanuit België naar Nederland was overgedragen. Hij stelde dat hij niet ongewenst was verklaard en dat hij bereid was om terug te keren naar Algerije, ondanks de problemen die hij daar zou ondervinden. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen, met name omdat eiser niet beschikte over een geldig paspoort of visum en eerder een terugkeerbesluit had ontvangen dat hij niet had opgevolgd.

De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was en dat er geen lichter middel kon worden toegepast. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.54087

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben ingestemd met schriftelijke behandeling van de zaak. Eiser heeft op 6 november 2025 de gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft hier op 12 november 2025 op gereageerd. Op 17 november 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Algerijnse nationaliteit hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [2] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
  • 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
  • 3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [3] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist alle zware en lichte gronden. Hiertoe voert hij aan dat hij in het kader van de Dublinverordening vanuit België is overgedragen aan Nederland en zich nimmer heeft onttrokken aan het toezicht. Hij heeft verder Nederland verlaten nadat zijn asielaanvraag was afgewezen. Ook heeft eiser zijn juiste identiteitsgegevens opgegeven en verleent hij volledige medewerking, maar heeft wel eens in een ander land andere gegevens opgegeven om door te kunnen reizen. Hij beschikt verder niet over documenten. Eiser is niet ongewenst verklaard en heeft enkel een inreisverbod opgelegd gekregen. Hij heeft echter Nederland verlaten en is enkel teruggekeerd om een nieuwe asielaanvraag in te dienen. Hij is bereid om terug te keren, ondanks dat hij daadwerkelijk reële problemen heeft in Algerije. Tot slot heeft hij geen vaste woon- of verblijfplaats, omdat hij is overgedragen vanuit België en kan hij geld krijgen van zijn familie.
4. Verweerder heeft zware grond 3h laten vallen
5. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [4] volgt dat verweerder bij – onder meer de zware gronden 3a en 3c – kan volstaan met een toelichting dat deze gronden zich feitelijk voordoen. [5] De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware gronden 3a en 3c aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Eiser beschikt immers niet over een paspoort of een voor Nederland geldig visum. Verder is op 28 februari 2022 aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd om terug te keren naar Algerije. Hier heeft hij nog geen gevolg aan gegeven. Deze zware gronden zijn dan ook feitelijk juist en kunnen de maatregel van bewaring dragen. De overige gronden behoeven daarom geen verdere bespreking.
Lichter middel
6. Verder voert eiser aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, omdat de maatregel van bewaring eiser zwaar valt.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kon worden toegepast om het onttrekkingsrisico te ondervangen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat, zoals hiervoor is overwogen, voldoende gronden aanwezig zijn om een risico aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Dat de maatregel van bewaring eiser zwaar valt, leidt niet tot een andere conclusie. Daarnaast is niet gebleken dat eiser detentieongeschikt is.
Ambtshalve toets
8. Verder leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 17 november 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.