ECLI:NL:RBDHA:2025:21576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
NL24.15392
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot tijdelijke bescherming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 november 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De eiser, een man van Turkse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Justitie en Veiligheid, waarin hem werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming per 4 maart 2024 was beëindigd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 31 oktober 2025, waarbij de eiser werd vergezeld door zijn echtgenote en dochter, en de gemachtigden van zowel de eiser als de minister aanwezig waren.

Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL24.13794), waarin het beroep van de eiser gegrond werd verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 907,-, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15392

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van Turkse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Justitie en Veiligheid, de minister

(gemachtigde: mr. J.R. Sotthewes- de Jonge).

Inleiding

1. Met het besluit van 4 maart 2024 heeft de minister aan eiser laten weten dat hij na
4 maart 2024 niet meer valt onder de RTB en is zijn tijdelijke bescherming beëindigd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de behandeling van het beroep [1] , op 31 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker – vergezeld van zijn echtgenote en dochter –, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op zitting gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, in de zaak met nummer NL24.13794, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Het beroep is daarbij gegrond verklaard en het bestreden besluit is daarbij vernietigd. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Nu het beroep gegrond is verklaard, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten van verzoeker. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 907,- (één punt voor het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening, met een waarde van
€ 907,- per punt).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.NL24.13794.