ECLI:NL:RBDHA:2025:21557
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van eiser van Oezbeekse nationaliteit wegens onvoldoende bewijs en geloofwaardigheid
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, die van Oezbeekse nationaliteit is en op 18 juni 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 23 juni 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 1 oktober 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. E.R. Weegenaar.
De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat hij problemen ondervindt door een lening van 50.000 dollar die hij in Oezbekistan is aangegaan en dat hij bedreigd is vanwege deze lening. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn asielrelaas te onderbouwen. De minister heeft in zijn besluit aangegeven dat de verklaringen van eiser niet samenhangend en aannemelijk zijn, en dat eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft geen bewijs kunnen leveren van zijn asielmotieven en de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is op 16 oktober 2025 openbaar gemaakt.