In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2025 een beschikking gegeven inzake de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013. De moeder heeft verzocht om de bestaande zorgregeling, vastgesteld bij beschikking van 19 maart 2020, te wijzigen. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van een incident dat heeft plaatsgevonden tussen de vader en zijn partner, waarbij de minderjarige getuige was. De moeder stelt dat dit incident een grote impact heeft gehad op de minderjarige, die zich onveilig voelt en sindsdien niet meer bij haar vader heeft verbleven. De vader heeft op de zitting verweer gevoerd en erkent dat het incident een nare ervaring was voor de minderjarige, maar is van mening dat dit geen reden is om de zorgregeling te wijzigen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 oktober 2025, waarbij partijen met hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft overwogen dat het contact tussen de minderjarige en haar vader na het incident in juni 2025 is verbroken. De ouders hebben op de zitting afgesproken dat de vader vanaf 19 oktober 2025 iedere twee weken met de minderjarige zal afspreken om samen iets te doen. De rechtbank heeft deze afspraak vastgelegd en bepaald dat de huidige vakantieregeling wordt stopgezet, omdat de minderjarige momenteel niet bij haar vader wil overnachten. De rechtbank benadrukt het belang van een rustige situatie voor de minderjarige en dat de vader zijn rol als ouder moet oppakken en meer betrokken moet zijn bij haar leven. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.