ECLI:NL:RBDHA:2025:21478

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
C/09/661627 / FA RK 24-1213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verdeling van zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 2013 zijn gehuwd en samen drie minderjarige kinderen hebben. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en formulieren van beide partijen. De man heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de vaststelling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken over de kinderen. De vrouw heeft verweer gevoerd en ook zelfstandig verzoeken ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw vastgesteld, met een zorgregeling waarbij de kinderen om de week bij de man verblijven. De rechtbank heeft ook de alimentatie voor de kinderen vastgesteld en de verdeling van de huwelijksgemeenschap geregeld, waarbij de echtelijke woning aan de man is toegedeeld onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank heeft de vrouw verplicht om een gebruiksvergoeding te betalen en heeft diverse financiële verplichtingen tussen partijen vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-1213 (echtscheiding) en FA RK 24-4460 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/661627 (echtscheiding) en C/09/668329 (verdeling)
Datum beschikking: 11 november 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 16 februari 2024 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F.D. van Damme te Beverwijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.W.S. Nijman te Oegstgeest .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
  • het F9 formulier van 4 maart 2024 met bijlagen van de man;
  • het F9 formulier van 4 maart 2024 met bijlage van de man;
- het formulier “verdelen en verrekenen” van 4 maart 2024 van de man;
- het F9 formulier van 21 maart 2024 met bijlagen van de man;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
  • het F9 formulier van 31 juli 2024 met bijlagen van de man;
  • het F9 formulier van 25 september 2025 met bijlage van de man;
  • het F9 formulier van 4 oktober 2025 met bijlagen van de vrouw;
  • het F9 formulier van 7 oktober 2025 met bijlagen van de man.
De minderjarige [minderjarige 1] en de minderjarige [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken maar hebben daar geen gebruik van gemaakt.
Op 7 oktober 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat, de vrouw met haar advocaat en [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Na de zitting is ontvangen het F9 formulier van 10 oktober 2025 met bijlage van de vrouw.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [datum] 2013 te [plaats 1] .
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2019 te [geboorteplaats] .
- De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- Deze rechtbank heeft op 19 april 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende:
- dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [plaats 2] aan de [adres] ( [postcode] ), met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
- dat de kinderen aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
- dat de kinderen voorlopig bij de man zijn:
- in de oneven weken op donderdagmiddag uit school tot en met donderdagavond 18.30 uur en vrijdagmiddag uit school tot en met vrijdagavond 18.30 uur;
- in de even weken op donderdagmiddag uit school tot en met donderdagavond 18.30 uur en van vrijdagmiddag uit school tot en met zondagavond 20.00 uur;
- dat de man aan de vrouw, met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift, voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen van € 481,- per maand, zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

Verzoek en verweer

Het verzoek zoals dat na wijziging luidt, strekt tot
a. echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
d. vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat de kinderen:
regulier
- bij de man verblijven in de even weken van zondag 17.00 uur tot en met zondag een week later te 17.00 uur, waarbij de man de kinderen op de zondag van aanvang bij de vrouw ophaalt en de kinderen op de einddag weer bij de vrouw terugbrengt;
- bij de vrouw verblijven in de even weken van zondag 17.00 uur tot en met zondag een week later te 17.00 uur, waarbij de vrouw de kinderen op de zondag van aanvang bij de man ophaalt en de kinderen op de einddag weer bij de man terugbrengt;
vakanties
zomervakanties:
- jaarlijks gedurende de eerste drie weken bij de man, ingaande op de laatste schooldag (vrijdag) tot en met zondag drie weken later te 17.00 uur, waarbij de vrouw de kinderen de laatste omgangsdag bij de man ophaalt;
- jaarlijks gedurende de laatste drie weken bij de vrouw, ingaande op de 3e zondag van de schoolvakantie te 17.00 uur tot en met zondag drie weken later te 17.00 uur, waarbij de man de kinderen op de laatste omgangsdag bij de vrouw ophaalt;
Kerstvakanties:
de even jaren
- gedurende de eerste week bij de man, ingaande op de laatste schooldag (vrijdag) tot en met zondag een week later te 17.00 uur, waarbij de vrouw de kinderen op de laatste omgangsdag bij de man ophaalt;
- gedurende de tweede week bij de vrouw, ingaande op de tweede zondag van de schoolvakantie te 17.00 uur tot en met zondag een week later te 17.00 uur waarbij de man de kinderen de laatste omgangsdag bij de vrouw ophaalt;
de oneven jaren
- gedurende de eerste week bij de vrouw, ingaande op de laatste schooldag (vrijdag) tot en met zondag een week later te 17.00 uur, waarbij de vrouw de kinderen op de laatste omgangsdag bij de man ophaalt;
- gedurende de tweede week bij de man, ingaande op de tweede zondag van de schoolvakantie te 17.00 uur tot en met zondag een week later te 17.00 uur waarbij de man de kinderen de laatste omgangsdag bij de vrouw ophaalt;
overige vakanties, feestdagen en verjaardagen
Gedurende de overige vakanties, feestdagen en verjaardagen verblijven de kinderen bij de ouder waar zij volgens de hierboven omschreven reguliere zorgregeling zijn;
sport [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
Als [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] in het weekeinde dat zij volgens de hierboven bedoelde zorgregeling bij de vrouw verblijven een korfbalwedstrijd, training of een andersoortige korfbalactiviteit hebben, zal de vrouw toestaan dat zij die activiteit kunnen bijwonen. Tevens zal de vrouw er zorg voor dragen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar die betreffende activiteit gebracht en van die betreffende activiteit gehaald worden. Dit geldt eveneens ingeval [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] in de toekomst een andere sport mocht/mochten gaan beoefenen.
sport [minderjarige 3]
Als [minderjarige 3] in het weekeinde dat hij volgens de hierboven bedoelde zorgregeling bij de vrouw verblijft zwemmen of voetballen heeft, zal de vrouw toestaan dat hij die activiteit kan bijwonen. Tevens zal de vrouw er zorg voor dragen dat [minderjarige 3] naar die betreffende activiteit gebracht en van die betreffende activiteit gehaald wordt. Dit geldt eveneens ingeval [minderjarige 3] in de toekomst een andere sport mocht gaan beoefenen;
f. bepaling dat als peildatum voor de omvang en samenstelling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap zal gelden 16 februari 2024;
g. bepaling dat als peildatum voor de waardering van de (bestanddelen van de) ontbonden huwelijksgoederengemeenschap de datum van verdeling (uitspraak) zal gelden;
h. benoeming van [makelaarskantoor] te Leiden als deskundige die de waarde van de onroerende zaak staande en gelegen aan het adres [adres] te [plaats 2] zal taxeren, alsmede bepaling dat de deskundige bij de vaststelling van de waarde rekening houdt met de terugkoopregeling en inzichtelijk maakt op welke wijze de terugkoopregeling is verdisconteerd in de waarde;
i. bepaling dat de kosten van de sub h bedoelde deskundige op basis van 50%-50% door ieder der partijen als eigen schuld zullen worden gedragen;
j. bepaling dat de in sub h bedoelde woning tegen de in sub h bedoelde waarde bindend tussen partijen in de verdeling wordt betrokken, als ook bepaling dat die woning tegen die waarde aan de man wordt toebedeeld, een en ander op voorwaarde dat de vrouw door de hypotheekhouder wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen;
k. veroordeling van de vrouw om binnen drie maanden vanaf de datum van de te dezen af te geven beschikking haar volledige medewerking te verlenen en alle noodzakelijke feitelijke en/of rechtshandelingen te verrichten ten behoeve van de goederenrechtelijke overdracht van haar onverdeelde aandeel in de in sub h bedoelde woning aan de man, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of dagdeel de vrouw in gebreke blijft aan een daartoe veroordelende beschikking uitvoering te geven.
l. bepaling dat de man – onder de voorwaarde dat hij de financiering daarvoor kan krijgen en de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen uit de hypothecaire geldleningen bij Aegon Hypotheken BV met nummer [nummer 1] zal kunnen ontslaan – op zich zal nemen en als eigen schuld zal voldoen gerekend vanaf de datum waarop het onverdeelde aandeel van de man de in sub h bedoelde onroerende zaak goederenrechtelijk aan hem zal zijn overgedragen;
m. bepaling dat indien de vrouw als gevolg van de in sub j jo sub l bedoelde verdeling wordt onderbedeeld, de man haar een onderbedelingsvergoeding dient te betalen van 50% van de onderwaarde;
n. bepaling dat indien de vrouw als gevolg van de in sub j jo sub l bedoelde verdeling wordt overbedeeld, zij aan de man een onderbedelingsvergoeding dient te betalen van 50% van de onderwaarde;
o. bepaling dat alle notariële, kadastrale en andere kosten die verband houden met de goederenrechtelijke overdracht van het onverdeelde aandeel van de vrouw in de in sub h bedoelde onroerende zaak aan de man, door ieder van partijen bij gelijke helften (50%-50%) wordt gedragen;
p. bepaling dat de rechten en plichten uit de Dela Natura en Levensverzekeringen NV met polisnummer [nummer 2] aan de man worden toebedeeld;
q. bepaling dat:
- de en/of betaalrekening bij KNAB met nummer [rekeningnummer 1] ;
- de betaalrekening ten name van de man bij ING Bank met nummer [rekeningnummer 2] ;
aan de man worden toebedeeld, als ook bepaling dat de vrouw ten titel van onderbedeling aanspraak heeft op betaling door de man aan haar van de helft van de creditsaldi zoals die luiden per 16 februari 2024, althans dat de man ten titel van onderbedeling aanspraak heeft op betaling door de vrouw aan hem van de helft van de debetsaldi zoals die luiden per 16 februari 2024;
r. bepaling dat de betaalrekening ten name van de vrouw bij ABNAMRO Bank met nummer [rekeningnummer 3] aan de vrouw wordt toebedeeld, als ook bepaling dat de man ten titel van onderbedeling aanspraak heeft op betaling door de vrouw aan hem van de helft van het creditsaldo zoals dat luidt per 16 februari 2024, althans dat de man de helft van het debetsaldo zoals dat luidt per 16 februari 2024 aan de vrouw dient te vergoeden;
s. veroordeling van de vrouw om binnen twee dagen na betekening van de te dezen af te geven beschikking deugdelijk en inzichtelijk dagafschriften aan verzoeker te verstrekken waaruit het saldo van de naar de rechtbank begrijpt in sub r bedoelde bankrekening per 16 februari 2024 blijkt, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of ieder dagdeel dat de vrouw aan een daartoe veroordelende beschikking geen uitvoering geeft, zulks met een maximum van € 5.000,-.
t. bepaling dat de cryptoportefeuille bij Bitvavo aan de vrouw wordt toebedeeld, als ook bepaling dat de man ten titel van onderbedeling aanspraak heeft op betaling door de vrouw aan hem van de helft van de waarde van deze portefeuille zoals dat per de peildatum luidt;
u. veroordeling van de vrouw om binnen twee dagen na betekening van de te dezen af te geven beschikking een deugdelijk en inzichtelijk afschrift aan de man te verstrekken waaruit de waarde van de naar de rechtbank in sub t bedoelde cryptoportefeuille per de peildatum blijkt, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of ieder dagdeel dat de vrouw aan een daartoe veroordelende beschikking geen uitvoering geeft, zulks met een maximum van € 5000,-;
v. bepaling dat de auto van het merk Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] zonder nadere verrekening van de waarde aan de vrouw wordt toebedeeld;
w. bepaling dat de rechten en plichten uit de leaseovereenkomst betreffende de in sub v bedoelde auto aan de vrouw worden toebedeeld;
x. veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van € 391,42 per maand en met ingang van 16 februari 2024 tot aan de datum van de goederenrechtelijke overdracht van de woning aan het adres [adres] te [plaats 2] aan hem, althans aan een derde, een en ander ten titel van haar 50% aandeel in de hypotheekrente en aflossing ter zake van de hypothecaire geldlening bij Aegon Hypotheken BV met nummer [nummer 1] ;
z. bepaling:
primair:
dat de man en de vrouw ieder 50% van de restantschuld aan mevrouw [naam 2] voor zijn/haar rekening zal nemen en ieder het 50% deel als eigen schuld aan mevrouw [naam 2] zal voldoen met vrijwaring van de ander daarvoor;
subsidiair:
bepaling dat, voor zover de man meer dan de helft van de restantschuld aan mevrouw [naam 2] zal hebben voldaan, de vrouw tot betaling van dat meerdere aan de man, naar de rechtbank begrijpt gehouden is.
- vaststelling van een gebruiksvergoeding overeenkomstig het gestelde in naar de rechtbank begrijpt onderdeel 79 van het verweerschrift op zelfstandig verzoek, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen gebruiksvergoeding, alsook bepaling dat de vrouw die gebruiksvergoeding aan de man dient te voldoen met ingang van de datum van ontbinding van het huwelijk tot aan de datum van goederenrechtelijke overdracht van de woning aan de man, althans aan de vrouw, althans aan de nieuwe eigenaar/eigenaren;
- aanhechting van het ouderschapsplan aan de af te geven beschikking, met de bepaling dat de inhoud daarvan integraal deel uitmaakt van de af te geven beschikking;
- bepaling dat de vrouw wordt veroordeeld om aan de man een bedrag van € 6.187,94 (zijnde 50% van € 12.375,88) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Voorafgaand aan de zitting heeft de man zijn verzoek sub c. om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen ingetrokken.
Op de zitting heeft de man ingetrokken zijn verzoek sub b. om aan hem het voortgezet gebruik van de echtelijke woning toe te kennen, zijn verzoek sub e. om vaststelling van een door de vrouw aan hem te betalen kinderalimentatie, en zijn verzoek sub y. tot veroordeling van de vrouw tot betaling van haar aandeel in de maandpremies van de Dela Natura en Levensverzekeringen NV.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de vrouw, na wijziging, zelfstandig verzocht om:
1. de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
2. vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
3. vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat de kinderen:
- in de oneven weken op donderdagmiddag uit school tot en met donderdagavond 19.00 uur en vrijdagmiddag uit school tot en met vrijdagavond 19.00 uur bij de man verblijven en in de naar de rechtbank begrijpt even weken op donderdagmiddag uit school tot en met donderdagavond 19.00 uur en vrijdagmiddag uit school tot en met zondagavond 19.00 uur;
- een deel van de vakantie- en feestdagen bij de man verblijven, waarvan maximaal twee aaneen in de zomervakantie;
- de man de kinderen uit school ophaalt en hen naar de vrouw terugbrengt. Als er geen schooldag is (vakantie- en feestdagen) zal de vrouw de kinderen naar de man brengen en de man de kinderen terugbrengen naar de vrouw;
4. vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 503,- per maand of wel 168,- per maand per kind, met ingang van de datum van de beschikking;
6. vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap conform het voorstel van de vrouw:
a. ten aanzien van de echtelijke koopwoning het zogenaamde spoorboekje hanteren:
i. de vrouw stelt binnen een week na de zitting drie makelaars voor aan de man. De man zal uit die drie een makelaar kiezen die de woning zal gaan taxeren;
ii. partijen zullen gezamenlijk aan de gekozen makelaar, uiterlijk drie weken na de zittingsdatum, de opdracht verstrekken om de woning te laten taxeren, waarbij alle omstandigheden, waaronder eventuele bouwplannen in de omgeving van de echtelijke woning, die volgens de taxateur van belang zijn voor de waardering van de woning, worden meegenomen. Bij het bepalen van de waarde wordt rekening gehouden met de subsidie-/terugkoopregeling als ook hoe dat is verantwoord in de taxatie. Deze taxatie van de makelaar is bindend tussen partijen;
iii. de vrouw dient binnen vier maanden na ontbinding van het huwelijk aan te tonen dat zij in staat is de toebedeling van de echtelijke woning tegen de getaxeerde waarde aan haar te financieren door overname van de hypothecaire geldlening en de verpande polis bij Dela en hiervoor de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan. Indien de vrouw daarin slaagt, zal de vrouw de woning aan haar toebedeeld krijgen, waarbij zij de helft van de overwaarde van de echtelijke woning (de overwaarde is: de taxatiewaarde plus de waarde polis levensverzekering minus de hypothecaire geldlening) aan de man moet voldoen;
iv. de kosten in verband met de taxatie en toedeling van de echtelijke woning aan de vrouw dienen door partijen bij helfte te worden gedragen;
v. slaagt de vrouw er niet in om de toebedeling van de woning aan haar te financieren, dan kan de man desgewenst de woning, onder diezelfde voorwaarden, overnemen dan wel zal die, zo de man dat niet kan of niet wil, door partijen te koop worden aangeboden via de makelaar die voormelde taxatie heeft verricht. De aanwijzingen van deze makelaar zullen voor partijen leidend zijn voor het bepalen van de vraag- en laatprijs van de woning. Alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar, zullen eerst van de opbrengst worden voldaan. Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde.
b. de kosten van de levering als ook de notariële akte met betrekking tot de woning wordt bij helfte wordt gedragen tussen partijen;
c. de man moet met ingang van 16 februari 2024 voor de helft bijdragen in de aflossingen van de hypotheek bij Aegon ( [nummer 1] ). Die worden later nader berekend.
e. de en/of rekening bij Knab bank [rekeningnummer 1] (en bijbehorend saldo) wordt aan de man toegedeeld onder verrekening van de saldi op de peildatum en hij dient de helft van dat bedrag aan de vrouw te betalen (credit), dan wel de vrouw dient aan hem de helft te betalen (debet);
f. de rekening van de man bij ING Bank [rekeningnummer 2] (en bijbehorend saldo) wordt aan de man toegedeeld onder verrekening van het saldo op de peildatum en hij dient de helft van dat bedrag aan de vrouw te betalen (credit), dan wel de vrouw dient aan hem de helft te betalen (debet);
g. de man dient een jaaroverzicht 2023 van de/zijn ING rekening aan de vrouw te verstrekken;
h. de ABN AMRO rekening [rekeningnummer 3] (en bijbehorend saldo) wordt aan de vrouw toegedeeld onder verrekening van het saldo op de peildatum en zij dient de helft van dat bedrag aan de man te betalen (credit), dan wel de man dient aan haar de helft van dat bedrag te betalen (debet);
i. de account en het saldo bij broker Bitvavo op de peildatum wordt aan de vrouw toegedeeld en met veroordeling van de vrouw om de helft van het saldo op 16 februari 2024 aan de man over te maken;
j. de rechten en de plichten uit de leaseovereenkomst met betrekking tot de auto van de zaak worden aan de vrouw toegedeeld;
k. voor recht te verklaren dat de huisraad en inboedel reeds is verdeeld;
7. het meer of anders verzochte af te wijzen;
met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw heeft op de zitting ingetrokken haar verzoek sub 5. om vaststelling van een door de man aan haar te betalen partneralimentatie en ook haar verzoek sub 6.d. om te bepalen dat de man moet voor de helft bijdragen in de kosten van de verzekering bij Dela Natura en Levensverzekeringen NV.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Ontvankelijkheid
De rechtbank constateert dat geen door beide partijen ondertekend ouderschapsplan is overgelegd. Op grond van artikel 815 tweede lid Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) moet een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan bevatten over de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Omdat het ouderschapsplan in de wet als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken is geformuleerd, heeft de rechtbank de bevoegdheid beide partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan niet kan worden overgelegd (artikel 815 zesde lid Rv).
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de overgelegde stukken en wat is besproken op de zitting voldoende gebleken dat partijen niet in staat zijn om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen. Daarom zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoek tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen hebben beiden gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding kunnen daarom als op de wet gegrond worden toegewezen.
Aanhechten ouderschapsplan
Het verzoek van de man om het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten, zal de rechtbank afwijzen omdat er geen door beide partijen ondertekend ouderschapsplan is overgelegd.
Hoofdverblijf
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen. Daarbij overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat het belang van de kinderen zich daartegen verzet.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Reguliere zorgregeling
Op de zitting is gebleken dat de ouders het gedeeltelijk met elkaar eens zijn over de invulling van de reguliere zorgregeling. Deze gedeeltelijke overeenstemming houdt in dat de kinderen bij de man zullen zijn de ene week van donderdag uit school tot vrijdagavond 19.00 uur en de andere week van donderdag uit school tot zondagavond 19.30 uur. Tussen partijen is in geschil gebleven of de kinderen al op woensdag na het eten naar de man kunnen gaan en bij hem blijven overnachten zoals de man wenst of dat op dit punt de regeling zoals die nu loopt gehandhaafd blijft, waar de vrouw voorstander van is.
De man stelt dat er geen redenen zijn waarom de kinderen niet al op woensdag naar hem toe kunnen komen, zij overnachten op andere momenten ook bij hem en bovendien hebben de kinderen zelf aangegeven een 50-50 regeling te willen.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij, op de extra overnachting van donderdag op vrijdag na, zoveel mogelijk de huidige regeling wil handhaven omdat er nu rust en duidelijkheid is voor de kinderen en het goed met hen gaat. Daarbij speelt voor de vrouw ook mee dat de communicatie tussen haar en de man niet prettig verloopt en de kinderen als zij dat willen vaker van haar naar de man mogen gaan, maar zij dat in de praktijk niet doen. [minderjarige 1] heeft inderdaad aangegeven een 50-50 regeling te willen en deze wens is begrijpelijk in het kader van de loyaliteit die [minderjarige 1] voelt richting haar beide ouders, aldus de vrouw.
De rechtbank ziet geen redenen om de zorgregeling niet verder uit te breiden met de woensdag. Daarbij komt dat [minderjarige 1] heeft aangegeven dat zij graag een 50-50 regeling wil. De bezwaren die de vrouw heeft geuit maken het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank zal daarom bepalen dat de kinderen bij de man zullen zijn de ene week van woensdagavond 19.30 uur (nadat zij gegeten hebben bij de vrouw) tot vrijdagavondavond 19.30 uur (nadat zij gegeten hebben bij de man) en de andere week van woensdagavond 19.30 uur (nadat zij gegeten hebben bij de vrouw) tot zondagavond 19.30 uur (nadat zij gegeten hebben bij de man). Het meer of anders verzochte ten aanzien van de reguliere zorgregeling zal de rechtbank afwijzen.
Vakanties en feestdagen
Zomervakantie
Op de zitting hebben de ouders overeenstemming bereikt over de zomervakantie. Deze overeenstemming houdt in dat de kinderen het ene jaar de eerste drie aaneengesloten weken bij de man zullen zijn en laatste drie aaneengesloten weken bij de vrouw en dit het andere jaar andersom zal zijn. De rechtbank zal aldus beslissen.
Kerstvakantie
Het verzoek van de man ten aanzien van de Kerstvakantie  in de even jaren zijn de kinderen gedurende de eerste week bij de man en gedurende de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren is dit andersom  zal de rechtbank als niet weersproken toewijzen, nu zij deze regeling in het belang van de kinderen vindt. Over de feestdagen in deze vakantie wordt hieronder beslist.
Overige vakanties en feestdagen
De man verzoekt om te bepalen dat de kinderen tijdens de overige vakanties en feestdagen bij de ouder verblijven waar zij volgens de reguliere zorgregeling zijn, waarbij de man uitging van een week op week af regeling. De vrouw verzoekt om te bepalen dat de kinderen een deel van de vakanties en feestdagen bij de man zijn. Op de zitting heeft de vrouw te kennen gegeven dat zij de overige vakanties ook om het jaar zou willen verdelen.
-
Herfst- en voorjaarsvakantie
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank ten aanzien van de herfst- en voorjaarsvakantie bepalen dat de kinderen in de even jaren in de voorjaarsvakantie bij de man zullen zijn en in de herfstvakantie bij de vrouw en in dat dit in de oneven jaren andersom zal zijn.
-
Meivakantie
Ten aanzien van de meivakantie zal de rechtbank bepalen dat de kinderen in de even jaren gedurende de eerste week bij de man zullen zijn en gedurende de tweede week bij de vrouw, met dien verstande dat dit in de oneven jaren andersom zal zijn.
-
Kerstdagen en Oud en Nieuw
Op de zitting is gebleken dat de ouders de afgelopen twee jaren tijdens de Kerstdagen en Oud en Nieuw in overleg aan een regeling uitvoering hebben gegeven waarbij de kinderen het ene jaar Kerstavond en eerste Kerstdag bij de ene ouder verblijven en tweede Kerstdag en Oud en Nieuw bij de andere ouder en het andere jaar andersom. De rechtbank zal aldus beslissen nu zij deze regeling in het belang van de kinderen vindt.
-
Overige feestdagen
Ten aanzien van de overige feestdagen zal de rechtbank bepalen dat de kinderen bij de ouder verblijven waar zij volgens de reguliere zorgregeling zijn, zoals de man heeft verzocht en waar de vrouw geen verweer tegen heeft gevoerd.
Sport
Ten aanzien van de sportactiviteiten van de kinderen zal de rechtbank bepalen dat de ouder bij wie de kinderen volgens de reguliere zorgregeling verblijven er zorg voor zal dragen dat de kinderen daaraan kunnen deelnemen.
Kinderalimentatie
Bij de vaststelling van de alimentatie en de berekening neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport Alimentatienormen (hierna: het rapport) als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro’s.
Behoefte
De rechtbank zal voor de behoefte van de kinderen uitgaan van de behoefte zoals is berekend in de voorlopige voorzieningenprocedure, te weten € 1.448,- per maand in 2023. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van deze berekening aangezien partijen in de onderhavige procedure geen andere inkomensgegevens hebben overgelegd. Geïndexeerd naar 2025 bedraagt deze behoefte € 1.638,- per maand, of wel € 546,- per maand per kind.
De rechtbank zal hierna beoordelen in welke verhouding deze behoefte tussen partijen moet worden verdeeld.
Draagkracht vrouw
De rechtbank zal de (meest recente) draagkrachtberekening van de man als uitgangspunt nemen, nu de vrouw deze berekening, behoudens de inhoudingen die daar nog niet in zijn opgenomen, niet heeft betwist. De rechtbank zal daarom uitgaan van een bruto jaarinkomen van € 39.398,- (inclusief 8% vakantietoeslag).
Het kindgebonden budget moet volgens vaste rechtspraak bij het inkomen van de desbetreffende ouder die het ontvangt, worden opgeteld. De rechtbank berekent het kindgebonden budget aan de hand van bovenstaande inkomensgegevens.
De rechtbank houdt verder rekening met de pensioenpremie van € 50,88 per maand, zoals volgt uit de na de zitting door de vrouw overgelegde pro forma salarisstrook.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen en toeslagen, berekent de rechtbank haar NBI in 2025 op € 3.719 per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Omdat het NBI van de vrouw hoger is dan € 2.125,-, zal de rechtbank voor de berekening van haar draagkracht de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.310,-)] gebruiken. De draagkracht van de vrouw bedraagt dan: 70% x [3.719 – (1.116 + 1.310)] = € 905,- per maand.
Draagkracht man
De rechtbank zal de (meest recente) draagkrachtberekening van de man als uitgangspunt nemen, nu de vrouw deze berekening, behoudens de opgevoerde advocaatkosten, niet betwist en met dien verstande dat als bruto jaarinkomen een bedrag van € 44.587,- in aanmerking genomen moet worden, zoals volgt uit de door de man overgelegde pro forma loonstrook en ook namens de man op de zitting is bevestigd.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen berekent de rechtbank zijn NBI in 2025 op € 3.005,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
De man stelt dat bij de berekening van zijn draagkracht rekening gehouden moet worden met een aflossing op een schuld van € 200,- per maand. Deze schuld ziet op de advocaatkosten van de man. Het gaat volgens de man om een niet vermijdbare en niet verwijtbare schuld die daarom aangemerkt dient te worden als noodzakelijke last die voorrang heeft boven de onderhoudsverplichting. De vrouw betwist dat rekening gehouden moet worden met de advocaatkosten van de man. De vrouw stelt zich op het standpunt dat het om vermijdbare kosten gaat en ook dat er voldoende liquide middelen zijn om deze te betalen.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan de vrouw die met een toevoeging procedeert maakt de man advocaatkosten. Deze kosten en de afbetalingsregeling zijn door de man onderbouwd en er is niet gebleken dat de man over spaargeld beschikt. De rechtbank acht de schuld bij de advocaat onvermijdbaar en niet verwijtbaar en zal daarom rekening houden met deze maandelijkse aflossing.
Omdat het NBI van de man hoger is dan € 2.125,-, zal de rechtbank voor de berekening van zijn draagkracht de formule 70% x [NBI – (0,3 x NBI + € 1.310,-)] gebruiken. Rekening houdend met een correctie van € 200,- per maand, berekent de rechtbank de draagkracht van de man dan op: 70% x [3.005 – (902 + 1.310 + 200)] = € 415,- per maand.
Gezamenlijke draagkracht - tekort
De draagkracht van partijen bedraagt gezamenlijk € 1.320,- per maand (€ 905,- + € 415,-). Dit is onvoldoende om volledig in de behoefte van de kinderen te voorzien.
De rechtbank komt daarom niet toe aan een draagkrachtvergelijking. Er is sprake van een tekort van € 318,- per maand.
Zorgkorting
De man maakt aanspraak op zorgkorting. Omdat de man gezien de te bepalen zorgregeling gemiddeld drie dagen per week de zorg zal hebben voor de kinderen, geldt een percentage van 35. De zorgkorting bedraagt dan € 573,- per maand ((35% van € 1.638,-).
Omdat sprake is van een tekort van € 318,- per maand, wordt het tekort aan beide ouders voor de helft toegerekend. De helft van het tekort komt in mindering op de zorgkorting van de man. Dit betekent dat hij nog recht heeft op een zorgkorting van € 414,- per maand
(€ 573,- -/- € 159,-
),
Het aandeel van de man in de kosten van de kinderen bedraagt dan nihil (€ 415,- -/- € 414,-.)
Conclusie
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw om vaststelling van een door de man te betalen kinderalimentatie afwijzen.
Verdeling
Partijen zijn gehuwd op [datum] 2013 te [plaats 1] . Nu niet is gesteld of gebleken dat partijen partnerschaps- of huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt, moet gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 BW (tekst tot 1 januari 2018) worden aangenomen dat tussen hen een algehele gemeenschap van goederen bestaat. Uitgangspunt bij verdeling van deze gemeenschap is een verdeling tussen partijen bij helfte.
Peildatum
Anders dan op zitting besproken is de peildatum voor de bepaling van de omvang van de gemeenschap 16 februari 2024, dit is de datum van indiening van het verzoekschrift. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt de datum waarop de verdeling feitelijk wordt uitgevoerd, tenzij partijen anders overeenkomen of op basis van redelijkheid en billijkheid daarvan dient te worden afgeweken. Dit laatste is niet gesteld of gebleken.
Samenstelling gemeenschap
Door partijen zijn de volgende vermogensbestanddelen genoemd die mogelijk in de verdeling betrokken dienen te worden:
de echtelijke woning [adres] te [plaats 2] met de daarop rustende hypothecaire geldlening bij Aegon Hypotheken BV met nummer [nummer 1] en de daaraan gekoppelde polis van Levensverzekering bij Dela Natura Levensverzekering met polisnummer [nummer 2] ;
de gezamenlijke en/of betaalrekening bij KNAB met nummer [rekeningnummer 1] ;
de betaalrekening ten name van de man bij ING Bank met nummer [rekeningnummer 2] ;
de betaalrekening ten name van de vrouw bij ABNAMRO Bank met nummer [rekeningnummer 3] ;
de cryptoportefeuille bij Bitvavo;
de auto Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] en de rechten en plichten uit de leaseovereenkomst;
schuld uit geldlening bij mevrouw [naam 2] ten bedrage van € 8.485,74
Ad 1) Echtelijke woning en hypothecaire geldlening
Partijen willen allebei de echtelijke woning toegedeeld krijgen. De Rechtbank kan dat begrijpen, te meer nu de zorg gelijkwaardig is verdeeld tussen de ouders en ieder dus regelmatig met de kinderen is, terwijl de alternatieven voor de koop van de echtelijke woning in de huidige woningmarkt niet voor het oprapen liggen. De rechtbank zal toch de echtelijk woning in eerste instantie aan de man toedelen. De man heeft aangevoerd dat de vrouw de financiële middelen niet heeft om de woning over te nemen en hij heeft gewezen op het tijdelijke arbeidscontract – voor zeven maanden – en de proeftijd die de vrouw heeft. De vrouw heeft ten aanzien van de financiering van de woning daar niets tegenover gesteld. De rechtbank heeft ook ambtshalve uit het dossier opgemaakt dat de kans dat de vrouw de woning kan kopen, nihil is. Er is een contract voor 7 maanden met een proeftijd, en er is niet gebleken dat er ergens spaargeld aanwezig is. De rechtbank begrijpt dat de vrouw de woning graag wil kopen, maar haar het eerste recht toekennen zou feitelijk neerkomen op een onnodige vertraging in de afhandeling van de verkoop van de woning. Beide partijen hebben baat bij financiële duidelijkheid en financiële zekerheid op een zo kort mogelijke termijn, zodat de rechtbank die vertraging wil voorkomen. Daarom beslist de rechtbank dat de man mag gaan uitzoeken of hij de woning kan overnemen. Als het de man niet lukt om de financiering rond te krijgen, moet de woning worden verkocht aan een derde.
De rechtbank zal de wijze van verdeling vaststellen volgens het in het dictum vermelde spoorboekje en daarbij het voorstel dat de vrouw heeft gedaan (sub 6 onder a en b van haar zelfstandig verzoek) volgen, met de volgende aanpassingen:
  • stap i. wordt aangepast in die zin dat de man binnen een week na de zitting drie makelaars voorstelt aan de vrouw. De vrouw zal uit die drie een makelaar kiezen die de woning zal gaan taxeren;
  • stap ii. wordt aangepast in die zin dat de rechtbank
In dit verband overweegt de rechtbank dat op de zitting is besproken dat partijen om de tafel moeten met de woningbouwvereniging in verband met de financiële afhandeling omdat er kennelijk uit de overwaarde nog een deel naar de woningbouwvereniging moet. Partijen moeten met de woningbouwvereniging afstemmen of de toedeling aan de man niet ook wordt gezien als een echte verkoop met een overwaarde;
  • stap iii. wordt aangepast in die zin dat waar “vrouw” en “haar” staat dit aangepast wordt in “man” en “zijn” en waar “man” en “hem” staat dit wordt aangepast in “vrouw” en “haar;
  • stap iv wordt aangepast in die zin dat waar “de vrouw” staat dit aangepast wordt in “de man”;
  • stap v. wordt aangepast in die zin dat waar “vrouw” en “haar” staat dit aangepast wordt in “man” en “zijn en waar “man” en “hem” staat dit wordt aangepast in “vrouw” en “haar” en dat de rechtbank vervolgens in plaats van: “
Op de zitting is naar voren gekomen dat niet duidelijk is of de polis van Levensverzekering bij Dela Natura Levensverzekering met polisnummer [nummer 2] nog bestaat. De polis zal daarom onder die voorwaarde aan de man worden toegedeeld.
Ad 2) tot en met 4) bankrekeningen
Partijen zijn het erover eens dat:
- de gezamenlijke bankrekening bij KNAB met nummer [rekeningnummer 1] moet worden opgeheven voor zover dat nog niet is gedaan waarbij het saldo tussen partijen bij helfte zal worden gedeeld dan wel het tekort door partijen ieder voor de helft zal worden aangezuiverd;
  • de op naam van de man staande bankrekening bij ING Bank met nummer [rekeningnummer 2] aan de man zal worden toegedeeld onder de verplichting voor de man om de helft van het saldo op de peildatum aan de vrouw te betalen, dan wel bij een negatief saldo onder de verplichting voor de vrouw om de helft van het tekort per de peildatum aan de man te betalen;
  • de op naam van de vrouw staande bankrekening bij ABNAMRO Bank met nummer [rekeningnummer 3] aan de vrouw zal worden toegedeeld onder de verplichting voor de vrouw om de helft van het saldo op de peildatum aan de man te betalen, dan wel bij een negatief saldo onder de verplichting voor de man om de helft van het tekort per de peildatum aan de vrouw te betalen.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de vrouw een dwangsom op te leggen voor wat betreft het verstrekken aan de man van een bankafschrift waaruit het saldo van haar bankrekening per 16 februari 2024 blijkt, zoals door de man is verzocht. De rechtbank overweegt hiertoe dat gebleken is dat de vrouw dit nu al heel lang laat liggen. Wel zal de rechtbank de dwangsom pas veertien dagen na de datum van deze beschikking in laten gaan en deze matigen naar € 25,- per dag dat de vrouw hier geen uitvoering aan geeft, met een maximum van € 500,-.
Ad 5) de cryptoportefeuille bij Bitvavo;
Partijen zijn het erover eens dat de cryptoportefeuille bij Bitvavo aan de vrouw wordt toegedeeld voor de waarde per 1 januari 2024, zijnde € 169,37, onder de verplichting voor de vrouw om de helft van die waarde, zijnde een bedrag van € 84,69 aan de man te betalen.
Ad 6) auto
Op de zitting is gebleken dat de vrouw de leaseauto ingeleverd heeft omdat zij inmiddels een andere baan heeft. Partijen zijn het erover eens dat alle uit de leaseovereenkomst voortkomende opbrengsten aan de vrouw worden toegedeeld onder de verplichting voor de vrouw alle uit de leaseovereenkomst voortkomende verplichtingen voor haar rekening te nemen.
Ad 7) schuld aan mevrouw [naam 2]
De man stelt dat partijen op 23 december 2017 een rentevrije geldlening hebben afgesloten ten bedrage van € 8.485,74 bij zijn moeder en dat hierop nog niet is afgelost. De man onderbouwt dit met een kopie van de overeenkomst, waarbij hij ter zitting een volgens hem origineel document heeft laten zien. De man onderbouwt met een aanvullende schriftelijke verklaring van zijn moeder dat de schuld nog volledig open staat.
Volgens de vrouw is er een schuld maar gaat het om een lager bedrag, was deze aan de moeder en de vader van de man en is er op afgelost. De vrouw betwist de authenticiteit van de overgelegde overeenkomst en de geldigheid van de verklaring van de moeder van de man.
De rechtbank overweegt dat schulden niet voor verdeling in aanmerking komen omdat een schuld geen goed is zoals bedoeld in artikel 3:182 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verder is het niet mogelijk om wijzigingen aan te brengen in de aansprakelijkheid van beide (ex-)echtgenoten tegenover schuldeisers zoals dat is geregeld in artikel 1:102 BW.
In de onderlinge verhouding tussen de echtgenoten geldt op grond van artikel 1:100 BW het volgende. Voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, worden deze schulden door beide (ex)echtgenoten voor een gelijk deel gedragen, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid – mede in verband met de aard van de schulden – een andere draagplicht voortvloeit. Als één van de (ex)echtgenoten wordt aangesproken door een schuldeiser en hierdoor meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem of haar aangaat, dan heeft hij of zij voor dit meerdere op grond van artikel 6:10 BW een regresrecht op de andere (ex)echtgenoot.
De man en de vrouw hebben uiteenlopende opvattingen over het bestaan van de gestelde schuld. Voorop staat dat de beoordeling van de vraag of een derde een vordering heeft op de gemeenschap niet past in deze procedure die (mede) strekt tot verdeling in het kader van de echtscheiding. Het is aan de beweerde schuldeiser om (één van) de echtgenoten tot betaling aan te spreken, waarna het aan de aangesproken partij(en) is om de vordering te erkennen of betwisten en daarover zo nodig te procederen. Voor wat betreft de bijdrageplicht in hun onderlinge verhouding gelden de wettelijke uitgangspunten van artikel 1:100 en artikel 6:10 en volgende BW.
Inboedel – verklaring voor recht
De vrouw heeft verzocht om voor recht te verklaren dat de inboedel en huisraad al zijn verdeeld. Op de zitting is gebleken dat de inboedel en huisraad nog niet is verdeeld. De rechtbank zal daarom dit verzoek afwijzen.
Gebruiksvergoeding
De man heeft een gebruiksvergoeding voor de woning ten laste van de vrouw verzocht per de datum van ontbinding van het huwelijk van 1,96% per maand van de helft van de nog vast te stellen overwaarde van de woning conform de zogenoemde “Hof-formule”. De vrouw heeft op de zitting met dit verzoek van de man ingestemd, zodat dit verzoek als niet weersproken kan worden toegewezen.
Vordering man ter zake van hypotheekrente echtelijke woning
De man stelt dat hij de rente en aflossing voor de hypotheek betaalt en dat hij dat zal blijven doen tot de overdracht van de woning aan hem en dat hij daarom over de periode 16 februari 2024 tot aan de dag van de goederenrechtelijke overdracht van het onverdeelde aandeel van de vrouw in de woning aan hem, een vordering op haar van heeft van (€ 782,83 / 2 =) € 391,42 per maand. De man onderbouwt zijn stelling met productie 23 waarin de in 2023 betaalde rente en aflossingen staan vermeld ((betaalde rente in 2023 € 5.347,46 + betaalde aflossingen in 2023 € 4.046,54). De vrouw heeft niet betwist dat zij de helft van de hypotheeklasten dient te dragen. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man toewijzen en bepalen dat de vrouw over de periode 16 februari 2024 tot en met 16 november 2025 een bedrag van € 8.219,82 (= 21x 391,42) aan de man moet betalen en met ingang van 16 november 2025 maandelijks een bedrag van € 391,42 aan de man moet betalen tot aan de dag van de overdracht van de woning.
Regresvorderingen man
De man stelt dat hij na de peildatum de volgende gemeenschappelijke schulden heeft voldaan:
Crediteur
Bedrag voldaan
Datum van betaling
Aard van de schuld
1.
2Divorce/Zorgeloosch BV
€ 1.100,-
26-02-2024 en 27-03-2024
Scheidingsbemiddeling ouderschapsplan en griffiekosten
2.
Belastingdienst
€ 979,-
07-11-2024
Inkomstenbelasting/premie volksverzekering 2024
3.
Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland
€ 2.078,-
Div. 2024-2025
Gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen
4.
GGN Mastering Credit BV
€ 304,97
30-05-2024
Vattenfall incasso nutsvoorzieningen
5.
LAVG Gerechtsdeurwaarders BV
€ 1.590,23
10-05-2024
Zorg en Zekerheid premieachterstanden
6.
[crediteur]
€ 995,54
05-09-2025
Stichting Floreokids vordering
7.
Zorg en Zekerheid UA
€ 502,86
10-05-2024
Zorgverzekeringpremies en eigen risico
8.
AEGON Nederland NV
€ 4.824,55
12-03-2024 tot en met 03-06-2024
Hypotheekrente en aflossing
Ad 1) mediation
De man stelt dat er sprake is van een gezamenlijke schuld ten bedrage van € 1.100,- die hij heeft betaald. Hij verzoekt nu dit bedrag in de onderlinge verhouding te verdelen.
De vrouw stelt dat man de kosten voor het mediationtraject voor zijn rekening heeft genomen en dat dit blijkt uit een Whatsapp bericht van de man aan haar. De rechtbank stelt vast dat de vrouw het Whatsapp bericht niet heeft overgelegd. Nu de man zijn verzoek met facturen heeft onderbouwd en het gangbaar is dat de kosten worden gedeeld, had het op de weg van de vrouw gelegen om te onderbouwen dat de man de volledige rekening zou betalen. Dat heeft zij niet gedaan. Dit betekent dat de vrouw een bedrag van € 550,- aan de man moet betalen.
Ad 2) Inkomstenbelasting 2024
De man stelt dat sprake is van een gezamenlijke schuld ten bedrage van € 979,- die hij heeft betaald. Hij verzoekt nu dit bedrag in de onderlinge verhouding te verdelen. De vrouw betwist dat sprake is van een gezamenlijke schuld omdat de betaling ziet op het hele jaar 2024. De rechtbank overweegt dat uit productie 27 van de man blijkt dat het inderdaad om het jaar/tijdvak 2024 gaat. Omdat de peildatum 16 februari 2024 is, komt een bedrag van € 112,96 (6/52e gedeelte van € 979,-) voor rekening van partijen samen. Dit betekent dat de vrouw een bedrag van € 56,48 aan de man moet betalen.
Ad 3) Gemeentelijke- en waterschapsbelastingen
De man stelt dat sprake is van een gezamenlijke schuld ten bedrage van € 2.078,73 die hij heeft betaald. Hij verzoekt nu dit bedrag in de onderlinge verhouding te verdelen. De vrouw heeft ingestemd met dit verzoek van de man. Dit betekent dat de vrouw een bedrag van € 1.039,37 aan de man moet betalen.
Ad 4) Vattenfall
De man stelt dat sprake is van een gezamenlijke schuld ten bedrage van € 304,97 die hij heeft betaald. Hij verzoekt nu dit bedrag in de onderlinge verhouding te verdelen. De vrouw heeft ingestemd met dit verzoek van de man. Dit betekent dat de vrouw een bedrag van € 152,49 aan de man moet betalen.
Ad 5) Zorg en Zekerheid premie achterstanden
De man stelt dat sprake is van een gezamenlijke schuld ten bedrage van € 1.590,23 die hij heeft betaald. Hij verzoekt nu dit in de onderlinge verhouding te verdelen. Volgens de vrouw gaat het om een privéschuld van de man en zijn de kosten hoger geworden omdat de man de premies te laat heeft betaald, wat ook voor zijn rekening dient te komen.
De rechtbank overweegt dat de man deze schuld, de incassokosten en het tijdvak heeft onderbouwd in productie 30. Deze kosten kunnen om die reden worden aangemerkt als schuld van de gemeenschap. Voor zover de vrouw bedoelt te stellen dat de schuld verknocht is aan de man, had het op haar weg gelegen om dat te onderbouwen en dat heeft zij niet gedaan. Dit betekent dat de vrouw een bedrag van € 795,12 aan de man moet betalen.
Ad 6) Floreokids
De man stelt dat sprake is van een gezamenlijke schuld ten bedrage van € 995,54 die hij heeft betaald. Hij verzoekt nu dit bedrag in de onderlinge verhouding te verdelen. De vrouw heeft ingestemd met dit verzoek van de man. Dit betekent dat de vrouw een bedrag van € 497,77 aan de man moet betalen.
Ad 7) Zorgverzekeringpremies en eigen risico
De man stelt dat sprake is van een gezamenlijke schuld ten bedrage van € 502,86 die hij heeft betaald. Hij verzoekt nu dit bedrag in de onderlinge verhouding te verdelen. Volgens de vrouw gaat het om een schuld van de man van na de peildatum en gaat het hier dus niet om een schuld van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank overweegt dat uit de producties 30 en 31 blijkt dat het door de man opgevoerde bedrag uit twee delen bestaat. Het eerste deel bedraagt € 133,86 en dat gaat over drie declaraties van Zorg en Zekerheid. Nergens blijkt uit van wanneer die declaraties zijn. In het kader van de betwisting door de vrouw had het op de weg van de man gelegen om te onderbouwen dat de declaraties betrekking hebben op de periode vóór de peildatum en dat heeft hij niet gedaan. Het tweede deel bedraagt € 369,- en gaat over premies die op 1 april 2024 hadden moeten worden betaald en is van na de peildatum. Er is dus geen sprake van een vordering van de man op de vrouw. De rechtbank wijst het verzoek van de man op dit punt daarom af.
Ad 8) Hypotheekrente en aflossing
De man stelt dat sprake is van een gezamenlijke schuld ten bedrage van € 4.824,55  het gaat om hypotheekrente en aflossing in de periode 12 maart 2024 tot en met 3 juni 2024 dan wel 9 september 2024  die hij heeft betaald. De man verzoekt nu dit bedrag in de onderlinge verhouding te verdelen. De vrouw verweert zich hier tegen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierboven is bepaald ten aanzien van het verzoek van de man onder het kopje “Vordering man ter zake van hypotheekrente echtelijke woning”. Nu de vrouw met ingang van de peildatum moet meebetalen aan de betalingen van de rente en aflossing betreffende de hypotheek, zal de rechtbank het verzoek om de hier vermelde schuld in de onderlinge verhouding te verdelen, afwijzen. Immers zou de vrouw anders in 2024 een aantal maanden dubbele lasten betalen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de man een regresrecht heeft op de vrouw ten bedrage van in totaal € 3.091,23.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2013 te [plaats 1] ;
*
bepaalt dat de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2019 te [geboorteplaats] ;
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
*
bepaalt dat de minderjarige kinderen bij de man zullen zijn:
  • de ene week van woensdagavond 19.30 uur (nadat zij gegeten hebben bij de vrouw) tot vrijdagavondavond 19.30 uur (nadat zij gegeten hebben bij de man);
  • de andere week van woensdagavond 19.30 uur (nadat zij gegeten hebben bij de vrouw) tot zondagavond 19.30 uur (nadat zij gegeten hebben bij de man);
en dat de volgende regeling voor de vakanties en feestdagen zal gelden:
zomervakantie
- de kinderen zullen het ene jaar de eerste drie aaneengesloten weken bij de man zijn en de laatste drie aaneengesloten weken bij de vrouw en het andere jaar zal dit andersom zijn;

Kerstvakantie

- de kinderen zullen in de even jaren gedurende de eerste week bij de man zijn en gedurende de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren andersom;

herfst- en voorjaarsvakantie

- de kinderen zullen in de even jaren in de voorjaarsvakantie bij de man zijn en in de herfstvakantie bij de vrouw en in de oneven jaren andersom;

meivakantie

- de kinderen zullen in de even jaren gedurende de eerste week bij de man zijn en gedurende de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren andersom;

Kerstdagen en Oud en Nieuw

- de kinderen zullen het ene jaar Kerstavond en eerste Kerstdag bij de ene ouder verblijven en tweede Kerstdag en Oud en Nieuw bij de andere ouder en het andere jaar andersom;
overige feestdagen
- de kinderen zullen bij de ouder verblijven waar zij volgens de reguliere zorgregeling zijn;
en bepaalt ten aanzien van de sportactiviteiten van de kinderen dat ouder bij wie de kinderen volgens de reguliere zorgregeling verblijven er zorg voor zal dragen dat de kinderen daaraan kunnen deelnemen;
*
stelt de verdeling van de algehele gemeenschap van goederen als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
met betrekking tot de woning, gelegen aan de [adres] te [plaats 2] en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening bij Aegon Hypotheken BV met nummer [nummer 1] en de daaraan nog gekoppelde polis van Levensverzekering bij Dela Natura Levensverzekering met polisnummer [nummer 2] voor zover deze polis nog bestaat:
a. de woning wordt toegedeeld aan de man op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
i. de man stelt binnen een week na de zitting drie makelaars voor aan de vrouw. De vrouw zal uit die drie een makelaar kiezen die de woning zal gaan taxeren;
ii. partijen zullen gezamenlijk aan de gekozen makelaar, uiterlijk drie weken na de zittingsdatum, de opdracht verstrekken om de woning te laten taxeren, waarbij alle omstandigheden, waaronder eventuele bouwplannen in de omgeving van de echtelijke woning, die volgens de taxateur van belang zijn voor de waardering van de woning, worden meegenomen. Deze taxatie van de makelaar is bindend tussen partijen; partijen zullen om de tafel gaan met de woningbouwvereniging in verband met de financiële afhandeling omdat er kennelijk uit de overwaarde nog een deel naar de woningbouwvereniging moet. Partijen zullen met de woningbouwvereniging afstemmen of de toedeling aan de man niet ook wordt gezien als een echte verkoop met een overwaarde;
iii. de man dient binnen vier maanden na ontbinding van het huwelijk aan te tonen dat hij in staat is de toebedeling van de echtelijke woning tegen de getaxeerde waarde aan hem te financieren door overname van de hypothecaire geldlening en de verpande polis bij Dela (voor zover deze polis nog bestaat) en hiervoor de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan. Indien de man daarin slaagt, zal de man de woning aan hem toebedeeld krijgen, waarbij hij de helft van de overwaarde van de echtelijke woning (de overwaarde is: de taxatiewaarde plus de waarde polis levensverzekering (voor zover deze nog bestaat) minus de hypothecaire geldlening) aan de vrouw moet voldoen;
iv. de kosten in verband met de taxatie en toedeling van de echtelijke woning aan de man dienen door partijen bij helfte te worden gedragen;
v. slaagt de man er niet in om de toebedeling van de woning aan hem te financieren, dan zal de woning door partijen aan een derde te koop worden aangeboden via de makelaar die voormelde taxatie heeft verricht. De aanwijzingen van deze makelaar zullen voor partijen leidend zijn voor het bepalen van de vraag- en laatprijs van de woning. Alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar, zullen eerst van de opbrengst worden voldaan. Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde.
de kosten van de levering als ook de notariële akte met betrekking tot de woning worden bij helfte gedragen tussen partijen;
de gezamenlijke bankrekening bij KNAB met nummer [rekeningnummer 1] zal worden opgeheven voor zover dat nog niet is gedaan, waarbij het saldo tussen partijen bij helfte zal worden gedeeld dan wel het tekort door partijen ieder voor de helft zal worden aangezuiverd;
aan de man wordt toegedeeld:
- de op naam van de man staande bankrekening bij ING Bank met nummer [rekeningnummer 2] onder de verplichting voor de man om de helft van het saldo op de peildatum aan de vrouw te betalen, dan wel bij een negatief saldo onder de verplichting voor de vrouw om de helft van het tekort per de peildatum aan de man te betalen;
aan de vrouw worden toegedeeld:
  • de op naam van de vrouw staande bankrekening bij ABNAMRO Bank met nummer [rekeningnummer 3] onder de verplichting voor de vrouw om de helft van het saldo op de peildatum aan de man te betalen, dan wel bij een negatief saldo onder de verplichting voor de man om de helft van het tekort per de peildatum aan de vrouw te betalen;
  • de cryptoportefeuille bij Bitvavo voor de waarde per 1 januari 2024, zijnde € 69,37 onder de verplichting voor de vrouw om de helft van die waarde, zijnde een bedrag van € 84,69 aan de man te betalen;
  • alle uit de leaseovereenkomst betreffende de auto Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] voor de voortkomende opbrengsten, onder de verplichting voor de vrouw alle uit de leaseovereenkomst voortkomende verplichtingen voor haar rekening te nemen;
bepaalt dat de vrouw binnen twee weken na de datum van deze beschikking een bankafschrift waaruit het saldo van haar bankrekening bij ABNAMRO Bank met nummer [rekeningnummer 3] per 16 februari 2024 blijkt aan de man dient te verstrekken, bij gebreke waarvan zij een dwangsom verschuldigd zal zijn van € 25,- per dag dat zij hier geen uitvoering aan geeft, met een maximum van € 500,-;
*
bepaalt dat de vrouw, zolang zij in de echtelijke woning verblijft, vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk, een gebruiksvergoeding aan de man voldoet van 1,96% per maand van de helft van de nog vast te stellen overwaarde van de woning conform de zogenoemde “Hof-formule”;
*
bepaalt dat de vrouw betreffende de betaling van de rente en de aflossing van de hypotheek over de periode 16 februari 2024 tot en met 16 november 2025 een bedrag van € 8.219,82 (= 21x 391,42) aan de man moet betalen en met ingang van 16 november 2025 maandelijks een bedrag van € 391,42 aan de man moet betalen tot aan de dag van de overdracht van de woning;
*
bepaalt dat de man een regresvordering heeft op de vrouw in totaal ten bedrage van € 3.091,23;
*
verklaart deze beschikking – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. I.E. Moerkerk-van Kersbergen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 11 november 2025.