ECLI:NL:RBDHA:2025:21457
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overdracht aan Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. J.A.A. Willems, had echter besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 oktober 2025 behandeld, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat er al een uitspraak was gedaan in een aanverwante zaak (NL25.50640), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 november 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.