ECLI:NL:RBDHA:2025:21384
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning regulier voor familie en gezin
Deze uitspraak betreft het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak van een verzoekster die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier heeft ingediend met als verblijfsdoel familie en gezin. De aanvraag is op 22 januari 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. Verzoekster is het niet eens met deze afwijzing en heeft op 31 januari 2024 bezwaar gemaakt, wat op 10 juni 2025 door de minister ongegrond is verklaard. Hierna heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het verzoek op 16 oktober 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, haar man (die als tolk optrad) en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er op dezelfde dag uitspraak is gedaan op het beroep (zaaknummer NL25.26566). De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.
De uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.