3.3Gebruikte bewijsmiddelen feiten 1, 2, 3, 4 en 5
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van hetgeen ten laste is gelegd, met uitzondering van het derde gedachtestreepje van feit 2. Hiervan zal de rechtbank de verdachte partieel vrijspreken.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025138495, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 151).
Feit 1
De rechtbank zal voor feit 1 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 oktober 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , opgemaakt op 27 april 2025 (p. 71-73);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 april 2025 (p. 79-80).
De rechtbank heeft hierna voor feit 2 opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , opgemaakt op 27 april 2025, voor zover inhoudende (p. 52-55):
Op 27 april 2025 liep ik samen met mijn zus, [naam 1] en een vriend van mijn zus, [naam 2] , op de [straatnaam 1] te Katwijk. Mijn zus en ik pakten onze fietsen toen ik plotseling een jongen voor mij zag staan. Ik herkende de jongen als [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] zijn rechterhand ophaalde, naar zijn hoofd bracht, een vuist van zijn
hand maakte en deze richting mijn gezicht bewoog. Ik voelde plotseling een harde klap op mijn onderlip. Ik voelde direct pijn in mijn onderlip. Door de klap viel ik op mijn linkerknie. Ik stond op en voelde mij duizelig. Ik zag weer dat [verdachte] zijn rechterhand ophaalde, naar zijn hoofd bracht, een vuist van zijn hand maakte en deze richting mijn gezicht bewoog. Ik voelde direct een harde klap op linkeroog. Ik voelde dat ik door mijn benen zakte. Ik heb letsel aan mijn linkeroog en heb een kleine snee aan de binnenkant van mijn onderlip. Mijn linkeroog doet erg zeer. Tevens is mijn onderlip ook opgezwollen.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 2] op 28 juli 2025 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende, (p. 1-5):
Ik hoorde iemand achter mij roepen. Ik draaide mij om en zag dat het om [verdachte] ging. Het ging heel snel. Ik voelde iets in mijn gezicht, een soort klap ofzo. Daarna kan ik me nog herinneren dat ik hem wegduwde en toen draaide hij zich om waardoor ik viel op een stenen
trap.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , opgemaakt op 28 april 2025, voor zover inhoudende, (p. 56-61):
Toen kwam [verdachte] aangefietst. Die begon tegen haar te schreeuwen. Met haar bedoel ik [aangever 2] . Ik zag dat [verdachte] met zijn vuist [aangever 2] sloeg op de linkerkant van haar gezicht.
4. Het proces-verbaal van bevingen, opgemaakt op 28 april 2025, voor zover inhoudende (p. 62-64):
Ik werd vervolgens aangesproken door nog een persoon die aangeeft dat hij alles heeft gezien. Ik hoorde hem zeggen of ik dat wilde horen. Deze getuige bleek [getuige 1] te zijn. Ik hoorde [getuige 1] verklaren dat hij had gezien dat " [verdachte] " [aangever 2] sloeg in haar gezicht en op het lichaam. [getuige 1] gaf aan dat dit " [verdachte] " betrof die wij wel kennen.
De rechtbank heeft voor feit 3 hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, opgemaakt op 28 april 2025, voor zover inhoudende (p. 47-49):
Op 21 april 2025 heb ik mijn fiets, voor de ingang van de grote Albert Heijn, gelegen aan de [adres 2] te Katwijk neergezet. Mijn fiets heb ik op slot gezet middels het behorende fietsslot welke aan mijn fiets vast zit. Ook zit aan dat slot een extra kettingslot. Deze heb ik om de reling van het hekje vastgemaakt. Nadat ik mijn werkzaakheden had afgerond, kwam ik er achter dat mijn fiets weg was.
Ik kan de fiets als volgt omschrijven:
- zwarte Trek damesfiets;
Ik heb deze fiets aangeschaft voor totaal 3999 euro.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 april 2025, voor zover inhoudende (p. 76-78):
Op 27 april 2025 kregen wij een melding dat er op de [straatnaam 2] te Rijnsburg [
de rechtbank begrijpt: gemeente Katwijk] een verward persoon in de tuin van de kerk aldaar stond. Deze persoon zou op een elektrische nieuwe fiets zijn. Wij troffen [verdachte] aan. Ik vestigde mijn aandacht op de fiets waar [verdachte] op reed. Ik zag dat er geen slot aanwezig was op deze fiets. Ik zag tevens dat het een nieuwe zwarte Trek District damesfiets betrof, ik weet dat deze ruim 3000 euro kosten. Gezien het feit dat [verdachte] dakloos is, verslaafd is en dat er geen slot op de fiets zat had ik het vermoeden deze fiets mogelijk wel eens van diefstal afkomstig kon zijn. Ik vroeg aan [verdachte] hoe hij aan deze fiets kwam. Ik hoorde dat [verdachte] verklaarde dat hij deze fiets geleend had.
De rechtbank heeft voor feit 4 en 5 hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , opgemaakt op 12 april 2025, voor zover inhoudende (p. 14-17):
Ik doe aangifte van mishandeling. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte pijn en/of letsel. Op 12 april 2025 was ik in het winkelcentrum aan het [adres 3] in Katwijk. Ik zag en hoorde een oudere man de man op de fiets hierop aanspreken ter hoogte van de Witte Prijzenslagerij. Ik zag dat de man op de fiets hierdoor geagiteerd raakte en dichterbij de oudere man ging staan. Vervolgens heb ik tegen de man op de fiets gezegd dat hij hier niet mocht fietsen.
Ik zag dat de man vervolgens een vechthouding aan nam. Vervolgens zag ik dat de man een slaande beweging met zijn arm, ik weet niet meer welke arm, naar de richting van mijn hoofd maakte. Ik kon deze klap net ontwijken. Vervolgens ontstond er een worstelpartij tussen mij en de man. Tijdens deze worstelpartij zag en voelde ik dat de man met beide vuisten meerdere stompen tegen mijn hoofd gaf. Ik voelde direct een pijnscheut
op mijn hoofd. Ook zag ik later dat ik een bult aan de bovenkant van mijn hoofd heb met daaromheen rode plekken en een schram naast mijn neus had.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 april 2025, voor zover inhoudende (p. 34-36):
Op 16 april 2025 hoorde ik als zijnde getuige [getuige 2] . [getuige 2] was getuige geweest op 12 april 2025, omstreeks 13:00 uur, van een mishandeling wat had plaatsgevonden op de [straatnaam 3] te Katwijk zh. Ik hoorde onze klant zeggen:" Je mag hier niet fietsen, pas op, er lopen hier ook kinderen". Ik zag dat de andere persoon, een getinte man, direct begon te slaan. Ik zag dat hij met zijn vuisten volop sloeg tegen het hoofd van onze klant. Ik zag dat de getinte man zijn armen naar achter deed en met gebalde vuisten volop uithaalde met veel kracht in de richting van het hoofd van onze klant. Ik zag dat hij het hoofd ook daadwerkelijk raakte. Ik denk dat de getinte man wel 10x heeft geslagen tegen het hoofd aan.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , opgemaakt op 16 april 2025, voor zover inhoudende (p. 18-20):
Plots zag ik een man op een fiets voorbij de winkel fietsen, door het winkelcentrum.
Ik zag dat deze man werd aangesproken door een oudere man. Ik zag dat de man op de fiets zijn fiets op de grond gooide en naar de oudere man toeliep. Een klant van mij, welke voor de winkel stond, liep hierop naar de man met de fiets. Ik zag dat de man van de fiets naar de klant toeliep en hem meerdere keren met zijn vuisten op zijn hoofd sloeg. Ik zag dat de man van de fiets de klant zeker tien keer heeft geslagen. Ik zag dat de klant ook echt hard werd geslagen. Ik zag dat de beide partijen op de grond vielen en daar ook nog aan het worstelen
waren.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 april 2025, voor zover inhoudende (p. 30-33):
Op zaterdag 12 april 2025 ontvingen wij een melding in en nabij de [winkelgebied] aan de
[straatnaam 4] te Katwijk. Er zou in de passage gevochten worden door twee personen voor
de Primera. Er werd een signalement gegeven van een (1) van de, bij de vechtpartij, betrokken personen:
- Manspersoon, getint en donker gekleed.
- Man zou op de fiets wegrijden.
Wij kwamen ter plaatse. Wij werden daar aangesproken door een aangever en een getuige. Ons, verbalisanten werd snel duidelijk dat de aangever aangifte wenste te doen van mishandeling en dat de getuige aangifte wenste te doen van belediging. De getuige vertelde ons dat hij recht in het gezicht bespuugd was door de andere persoon die weg was op de fiets. De getuige liet ons een foto zien welke hij had genomen van de andere persoon. Wij, verbalisanten, herkenden voor 100% [verdachte] van de foto.
5. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , opgemaakt op 12 april 2025, voor zover inhoudende (p. 40-42):
Ik wens aangifte te doen van belediging door een mij onbekende persoon die mij recht in mijn gezicht heeft gespuugd. Op 12 april 2025 was ik in de [winkelgebied] aan het [adres 3] te Katwijk. Ik zag toen dat de in het zwart geklede man mij aankeek om vervolgens hard in mijn richting te spugen. Ik zag een klodder spuug snel mijn richting op kwam en voordat ik kon reageren voelde ik dat deze klodder spuug mij recht in mijn gezicht raakte.
6. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , opgemaakt op 12 april 2025, voor zover inhoudende (p. 14-17):
Ik zag dat [aangever 4] vervolgens naar de man toe liep. Ik zag dat [aangever 4] een trap gaf tegen de fiets van de man, ik vermoed om hem de andere kant op te bewegen. Hierop zag ik dat de man spuugde in de richting van [aangever 4] .