In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 november 2025 een beschikking gegeven tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats]. De ondertoezichtstelling is uitgesproken voor de duur van één jaar, met als doel de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en contactherstel met de vader te bevorderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] en de invloed van de moeder op haar contact met de vader. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, stellende dat [minderjarige] goed functioneert in haar huidige omgeving en dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging van haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de weerstand van [minderjarige] tegen contact met de vader niet voldoende kan worden verklaard door het gestelde trauma en dat de huidige hulpverlening niet effectief is gebleken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat een jeugdbeschermer noodzakelijk is om toezicht te houden op de ontwikkeling van [minderjarige] en om de benodigde hulpverlening te organiseren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.