7.3Het oordeel van de rechtbank
‘Bril’, ‘ziekenhuisdagvergoeding’, ‘studievertraging’ en ‘medische advieskosten’
Voor zover de vordering betrekking heeft op de posten ‘bril’, ‘ziekenhuisdagvergoeding’, ‘studievertraging’ en ‘medische advieskosten’ is deze door de verdediging niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank stelt dan ook op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden door de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten en wijst de vordering in zoverre toe.
De rechtbank acht dit deel van de vordering voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Anders dan de raadsman van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat sprake is van rechtstreekse schade nu de benadeelde partij zijn auto als gevolg van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten niet heeft kunnen gebruiken maar de kosten met betrekking tot de auto wel doorliepen. Dit kan worden aangemerkt als (rechtstreekse) schade. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen.
De raadsman heeft dit deel van de vordering niet betwist, voor zover het gaat om het eigen risico over de jaren 2024 en 2025. Dit deel van de vordering is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van deze post, te weten een bedrag van
(2 x € 375,00 =) € 750,00, dan ook toewijzen. Het overige deel van deze post acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met de raadsman van de verdachte en de raadsman van de benadeelde partij is de rechtbank van oordeel dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De post mantelzorg kan als verplaatste schade worden toegewezen. Gelet op het letsel dat is toegebracht, in combinatie met de medische verklaringen over het herstel van de benadeelde partij, acht de rechtbank het aannemelijk dat het voor de benadeelde partij na zijn ontslag uit het ziekenhuis een aantal weken niet mogelijk is geweest zijn algemene dagelijkse verrichtingen zelfstandig te verrichten, waardoor hij in die periode hulp van zijn moeder nodig heeft gehad. De rechtbank komt dit deel van de vordering niet onredelijk voor, zodat deze post zal worden toegewezen. Wel gaat de rechtbank daarbij, anders dan de raadsman van de benadeelde partij, uit van de bedragen uit de richtlijn huishoudelijke hulp 2024. De rechtbank komt uit op een bedrag van (€ 354,00 x 2) + (€ 177,00 x 2) = € 1.062,00 x 0,50 =)
€ 531,00 en zal de vordering toewijzen tot dat bedrag en voor het overige afwijzen.
Immateriële schadevergoeding
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten. Ter onderbouwing van de hoogte van de immateriële schade heeft de raadsman van de benadeelde partij twee uitspraken overgelegd die zijns inziens vergelijkbaar zijn met onderhavige zaak. Hoewel de rechtbank de gelijkenis tussen de zaken ziet, gaat het in de overgelegde zaken om slachtoffers die het oog zijn verloren, terwijl het slachtoffer in onderhavige zaak zijn oog heeft kunnen behouden en daarmee (zij het zeer beperkt) nog enig zicht heeft. Gelet op wat de benadeelde partij ter toelichting op de vordering heeft aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 25.000,00. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding voor het overige, te weten € 15.939,00, afwijzen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 49.702,36, bestaande uit € 24.702,36 aan materiële schadevergoeding en € 25.000,00 aan immateriële schadevergoeding. De rechtbank zal een bedrag van € 15.977,00 afwijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren en bepalen dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 augustus 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld. Hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor de schade die door deze feiten aan de benadeelde partij is toegebracht. De rechtbank zal de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 49.702,36, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 augustus 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .
Materiële schadevergoeding
De vordering tot materiële schadevergoeding is door de verdediging niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering tot materiële schadevergoeding dan ook toewijzen.
Immateriële schadevergoeding
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de vordering tot immateriële schadevergoeding onvoldoende onderbouwd is en dat deze moet worden afgewezen, althans dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij overweegt dat uit de onderbouwing van de vordering reeds blijkt van het bestaan van geestelijk letsel. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending met zich meebrengen dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding toewijzen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering in het geheel toewijzen tot een bedrag van € 21.662,50, bestaande uit € 14.162,50 aan materiële schadevergoeding en
€ 7.500,00 aan immateriële schadevergoeding.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 augustus 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het onder 3 bewezenverklaarde feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 21.662,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 augustus 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .