ECLI:NL:RBDHA:2025:2113
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. R. Hopman, had echter besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 11 februari 2025, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister was wel vertegenwoordigd. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL25.3684, behandeld, waarin de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, aangezien er al een uitspraak is gedaan in de andere zaak, er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 februari 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.