ECLI:NL:RBDHA:2025:2107
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak wegens gelijktijdige beslissing op beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, een man van Malinese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond bij besluit van 3 december 2024. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 7 februari 2025, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in de gelijktijdige zaak NL24.49097, waarin het beroep van de verzoeker is behandeld. Aangezien er nu een uitspraak is in de hoofdzaak, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 februari 2025 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.