Op 5 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een B.V., een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om handhavend op te treden tegen een cryogene opslagtank voor stikstof, gelegen op het perceel van de belanghebbende, een andere B.V. Verzoekster is eigenaar van een aangrenzend perceel en vreest dat de aanwezigheid van de opslagtank risico's voor de veiligheid en het milieu met zich meebrengt, vooral in het geval van een calamiteit.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aanwezigheid van de opslagtank geen onomkeerbare gevolgen met zich meebrengt voordat de beslissing op het bezwaar is genomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster nog geen omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor de bouw van een kantoorpand op haar perceel en dat de beslissing op het bezwaar van het college naar verwachting eind 2025 zal worden genomen.
De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om het bestreden besluit te schorsen en dat er geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 november 2025.