ECLI:NL:RBDHA:2025:2105
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag van eiser met onbekende verblijfplaats
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser, die van Malinese nationaliteit is, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser heeft op 13 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is op 3 december 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 samen met een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet ter zitting verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 19 december 2024 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals gemeld door het COA. De gemachtigde van eiser heeft op 24 januari 2025 bevestigd geen contact meer te hebben met eiser en heeft geen informatie over diens verblijfplaats. De rechtbank concludeert dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, aangezien hij niet langer prijs stelt op de behandeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken en is op 14 februari 2025 openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.