ECLI:NL:RBDHA:2025:2105

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
NL24.49097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag van eiser met onbekende verblijfplaats

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser, die van Malinese nationaliteit is, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser heeft op 13 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is op 3 december 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 samen met een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet ter zitting verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 19 december 2024 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals gemeld door het COA. De gemachtigde van eiser heeft op 24 januari 2025 bevestigd geen contact meer te hebben met eiser en heeft geen informatie over diens verblijfplaats. De rechtbank concludeert dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, aangezien hij niet langer prijs stelt op de behandeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken en is op 14 februari 2025 openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49097
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Koelman),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Malinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998. Hij heeft op 13 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 3 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet ter zitting verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beantwoordt allereerst de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft immers per brief van 15 januari 2025 medegedeeld dat eiser volgens informatie van het COA per 19 december 2024 met onbekende bestemming is vertrokken.
5. De rechtbank heeft naar aanleiding van deze berichtgeving op 17 januari 2025 de gemachtigde van eiser onder meer gevraagd of hij nog contact heeft met eiser.
1. zaaknummer NL24.49098
6. De gemachtigde van eiser heeft op 24 januari 2025 als volgt geantwoord:

“(…) In reactie op het verzoek van uw Rechtbank, bericht ik u dat ik geen contact onderhoud met cliënt op dit moment. Ik heb geen opmerkingen over de MOB status of het belang van de zaak. Ik zal vanwege het ontbreken van contact niet verschijnen op de zitting. De zaak kan wat mij betreft op de stukken afgedaan worden. (…)”

7. Verweerder heeft zich bij verweerschrift van 4 februari 2025 op het standpunt gesteld dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit en verzoekt de rechtbank om het beroep niet- ontvankelijk te verklaren.
8. Uit de hiervoor genoemde informatie maakt de rechtbank op dat de gemachtigde van eiser geen contact meer heeft met eiser en dat de gemachtigde van eiser ook niet beschikt over informatie omtrent de huidige verblijfplaats van eiser. De gemachtigde van eiser heeft niet aangegeven dat hij met eiser heeft gecommuniceerd over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. Uit één en ander leidt de rechtbank af dat eiser niet langer prijs stelt op de behandeling van zijn beroep tegen de afwijzende beslissing van de minister op zijn asielaanvraag. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 februari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.