In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 7 november 2025, wordt het verzoek om proceskostenveroordeling van verzoekster, mede namens haar kinderen, beoordeeld. Verzoekster had eerder een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend, maar was genoodzaakt beroep in te stellen wegens het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft uiteindelijk op 21 juli 2025 een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de minister heeft aangegeven de kosten niet te willen vergoeden. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank concludeert dat de minister geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen, omdat hij niet binnen de wettelijke beslistermijn van 90 dagen heeft beslist. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en stelt de kosten vast op € 453,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank oordeelt dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De minister wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster.