In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [woonplaats], beroep ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiseres had op 23 januari 2025 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 december 2024, waarin het Uwv haar aanvraag had afgewezen. Aangezien het Uwv niet binnen de wettelijke termijn van zes weken op het bezwaar had beslist, heeft eiseres op 25 augustus 2025 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat het Uwv de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overschrijding van de termijn te wijten is aan een tekort aan verzekeringsartsen, wat een bijzonder geval vormt. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 53,-, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter M.M. Meessen op 7 november 2025.