Op 7 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen Variantzorg B.V. en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, Variantzorg B.V., had beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op een herbeoordelingsverzoek van een (ex-)werknemer die een uitkering ontving op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het nemen van een beslissing door het Uwv was overschreden. Eiseres had het Uwv op 10 juni 2025 in gebreke gesteld, maar er was geen beslissing genomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en bepaalde dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een besluit moest nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelde dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden en veroordeelde het Uwv tot betaling van proceskosten aan eiseres. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).