ECLI:NL:RBDHA:2025:20849

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
NL25.6192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en terugkeerbesluit van een Somalische vrouw met betrekking tot haar referentiekader en geloofwaardigheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres, een Somalische vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en het opleggen van een terugkeerbesluit beoordeeld. Eiseres had op 28 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 4 februari 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister het referentiekader van eiseres ten onrechte niet kenbaar heeft betrokken in de besluitvorming. Eiseres heeft verklaard dat zij halverwege augustus 2019 door haar oom is uitgehuwelijkt aan een man van Al Shabaab en dat zij vreest voor haar leven bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van eiseres en dat het besluit niet deugdelijk gemotiveerd is. Ondanks de geconstateerde motiveringsgebreken, besluit de rechtbank om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, wat betekent dat de minister geen nieuw besluit hoeft te nemen.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar kent eiseres een vergoeding van haar proceskosten toe, die de minister moet betalen. De proceskosten worden vastgesteld op € 1.814,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6192

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], V-nummer: [v-nummer], eiseres,

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en het opleggen van een terugkeerbesluit.
1.1.
Eiseres heeft op 28 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 4 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Aan eiseres is daarnaast een terugkeerbesluit opgelegd.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 16 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres heeft verklaard de Somalische nationaliteit te hebben en tot de bevolkingsgroep Digil, Geledi te behoren. Eiseres heeft verder verklaard dat zij halverwege augustus 2019 door haar oom is uitgehuwelijkt aan een man van Al Shabaab. Eiseres heeft ongeveer een maand bij hem verbleven. Eiseres wist te vluchten en heeft via Mogadishu het land verlaten. Bij terugkeer naar Somalië verwacht eiseres problemen met zowel haar oom als haar echtgenoot. Eiseres vreest opsluiting in een heropvoedcentrum, terugkeer naar haar echtgenoot, of zelfs de doodstraf.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Uithuwelijking en problemen met oom en man vanwege onttrekking aan het huwelijk
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres vooralsnog geloofwaardig geacht. De uithuwelijking en problemen met haar oom en man vanwege onttrekking aan het huwelijk worden niet geloofwaardig geacht. De minister heeft daartoe overwogen dat eiseres oppervlakkig en summier verklaart over haar man en de uithuwelijking, over de mensen bij wie zij was ondergedoken en over de nasleep van de gestelde ontsnapping. Ook verklaart eiseres wisselend over waar zij de laatste periode in Somalië heeft gewoond en zijn de verklaringen over de problemen met de oom enkel gebaseerd op vermoedens.
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiseres?
6. Eiseres stelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met haar referentiekader. De minister gaat ervan uit dat, omdat het een nare gebeurtenis was, eiseres goed zou moeten weten wanneer het voorval precies gebeurde. Eiseres gebruikt zelf echter geen data en alhoewel ze denkt dat het de 8e maand was, is het is voor haar niet gebruikelijk om maanden te onthouden.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister het referentiekader van eiseres ten onrechte niet kenbaar uiteengezet heeft in de besluitvorming. De rechtbank overweegt dat het kenbaar betrekken van het referentiekader allereerst vereist dat de minister het referentiekader van de vreemdeling in de besluitvorming beschrijft. Verder behelst het kenbaar betrekken van het referentiekader dat de minister motiveert op welke wijze het beschreven referentiekader van invloed is op het oordeel over hetgeen van de betreffende vreemdeling in zijn algemeenheid verlangd mag worden ter onderbouwing van zijn asielrelaas en op welke wijze de verschillende aspecten uit het referentiekader zijn betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Nu in het voornemen en het bestreden besluit geheel niet is opgenomen wat er van eiseres, gelet op haar referentiekader, mag worden verwacht is het besluit niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank beoordeelt hierna of er aanleiding is om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
6.2.
De gemachtigde van de minister heeft op zitting aangevoerd dat het aan eiseres is om haar asielrelaas aannemelijk te maken en dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres niet voldoende gedetailleerd kan verklaren. MediFirst heeft immers aangegeven dat er geen beperkingen zijn. Daarnaast heeft de gemachtigde van de minister zich op het standpunt gesteld dat eiseres een volwassen vrouw is, enige vorm van scholing heeft gehad en haar eigen bedrijfje heeft gehad. Gelet op het referentiekader van eiseres is dan ook geen verklaring voor haar tegenstrijdige verklaringen of voor het feit dat eiseres over meerdere dingen te weinig weet.
6.3.
De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van de minister op zitting alsnog heeft toegelicht wat het referentiekader van eiseres is. De rechtbank merkt deze toelichting aan als een aanvullende motivering. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister met het voorgaande alsnog voldoende gemotiveerd waarom van eiseres mag worden verwacht dat zij uitgebreidere verklaringen geeft over het incident. De rechtbank overweegt verder dat eiseres in beroep niet concreet heeft gemaakt hoe haar referentiekader haar vermogen om te verklaren heeft beïnvloed; het enkele stellen dat zij heeft verklaard wat zij vanuit haar positie kon weten en dat niet meer van haar verwacht kan worden, is in dit kader onvoldoende. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
Heeft de minister de uithuwelijking ongeloofwaardig kunnen achten?
7. Eiseres stelt dat haar ten onrechte wordt tegengeworpen dat zij niet weet waarom haar oom niet direct na haar vertrek navraag bij de vriendin deed. Het kan zijn dat haar oom haar al wel eerder zocht in Afgooye. Daarnaast wordt ten onrechte tegengeworpen dat eiseres niet zeker weet of haar oom/man haar gaat vermoorden. Dit kan iemand immers nooit zeker weten. Ook wordt ten onrechte tegengeworpen dat eiseres oppervlakkig en summier verklaart over de man aan wie zij is uitgehuwelijkt. Haar oom was aanwezig bij het huwelijk, maar zijzelf niet. Eiseres is niet bekend met de termen wettig huwelijk of een geregistreerd huwelijk. Verder werpt de minister ten onrechte tegen dat eiseres weinig heeft verklaard over de woning waarin zij woonde en over haar vriendin in Mogadishu.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister de uithuwelijking niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hierbij heeft de minister allereerst kunnen overwegen dat eiseres oppervlakkig en summier heeft verklaard over de manier waarop zij is uitgehuwelijkt. Het enkele feit dat eiseres zelf niet aanwezig zou zijn geweest bij het huwelijk, maakt dit niet anders. Eiseres heeft enkel verklaard dat zij is uitgehuwelijkt, dat zij zelf niet aanwezig was bij het huwelijk en dat het een wettig huwelijk betreft. De minister heeft hierbij niet ten onrechte betrokken dat eiseres eerst heeft verklaard dat haar oom haar getrouwd heeft en even later heeft verklaard dat eiseres er zelf niet bij is geweest. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiseres echter verklaard dat zij niet getrouwd was, maar onder dwang moest leven met een man. De minister heeft kunnen concluderen dat eiseres hierover verwarring heeft gezaaid. Verder heeft de minister het onlogisch kunnen vinden dat eiseres pas op haar 22e zou zijn uitgehuwelijkt. Hierbij is terecht gewezen op landeninformatie waaruit volgt dat uithuwelijking vaak voorkomt voor de leeftijd van 18 jaar. De minister heeft het eveneens bevreemdend kunnen vinden dat eiseres op het moment van uithuwelijking niet bij haar oom woonde, maar zelfstandig. Dat de oom van eiseres zich met haar bemoeide, in combinatie met haar leeftijd, heeft de minister dan ook onaannemelijk kunnen achten.
7.2.
Over de oom van eiseres en het niet direct op zoek gaan naar eiseres, oordeelt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft verklaard dat zij twee weken bij haar vriendin in Mogadishu was en in deze periode niets van haar oom heeft vernomen. Nadat eiseres in Griekenland is aangekomen zou haar oom een aantal keren bij haar vriendin zijn langs geweest om navraag te doen. De minister heeft dit onlogisch kunnen vinden. Daarnaast heeft de minister kunnen overwegen dat eiseres summier heeft verklaard over wat haar oom dan tegen de vriendin van eiseres zou hebben gezegd. Eiseres heeft enkel verklaard dat haar oom naar haar op zoek was. Dat eiseres niet heeft doorgevraagd heeft de minister vreemd kunnen vinden, nu dit de reden van haar vertrek is geweest. De rechtbank is verder van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft tegengeworpen dat eiseres oppervlakkig en summier heeft verklaard over de man aan we zij is uitgehuwelijkt en over de woning waarin zij woonde. Zo heeft eiseres verklaard dat haar man een lange man was, met een grote zwarte baard en veel ouder dan zij, zo’n veertig of vijftig jaar oud. Over de woning heeft eiseres verklaard dat het een typisch Somalisch dorpshuis was, gemaakt van takken, met twee slaapkamers en een toilet en een hele grote gang. Nu eiseres heeft verklaard een maand met deze man in de woning te hebben gewoond had de minister uitgebreidere verklaringen hierover van eiseres mogen verwacht. De minister heeft eveneens niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres summier heeft verklaard over haar vriendin in Mogadishu. Zo heeft eiseres verklaard dat zij enkel haar voornaam weet en dat de vriendin een grote winkel had in Mogadishu. De minister heeft van eiseres mogen verwachten dat zij meer kon verklaren nu het de vriendin van de moeder van eiseres betreft, eiseres vaker boodschappen ging doen bij haar en twee weken bij haar zou hebben verbleven. Evenmin is aan eiseres ten onrechte tegengeworpen dat de vrees om vermoord te worden door haar oom of man vooral gebaseerd lijkt te zijn op vermoedens. Eiseres heeft immers verklaard dat zij enkel gehoord heeft dat vrouwen die ongehoorzaam zijn of wegvluchten van hun man worden vermoord en dat zij niet de zekerheid heeft dat zij niet zal worden vermoord.
Heeft de minister ten onrechte tegengeworpen dat eiseres in grote lijnen niet als geloofwaardig kan worden beschouwd?
8. Eiseres stelt dat haar ten onrechte wordt tegengeworpen geen asiel te hebben gevraagd in Griekenland. Dit wordt haar tegengeworpen met nota bene een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hiermee wordt er aan voorbijgegaan aan het feit dat er sinds jaar en dag geen overdrachten aan Griekenland plaatsvinden in het kader van de Dublin-overeenkomst, juist vanwege de grote problemen die er in Griekenland zijn met de asielprocedures en de opvang. Het niet doen van een asielaanvraag in Griekenland kan dan ook geen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de door eiseres gestelde problemen.
8.1.
De minister is van mening dat niet valt in te zien waarom eiseres in drie jaar tijd geen asiel heeft aangevraagd. Dat vreemdelingen niet worden overgedragen aan Griekenland doet niets af aan het feit dat eiseres daar wel 3 jaren is geweest. Niet is gebleken dat het niet mogelijk was om asiel aan te vragen. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij zich op andere manieren heeft ingespannen om zich tot de autoriteiten te wenden en om hulp te verzoeken. Dat eiseres pas na bijna drie jaar een asielaanvraag heeft ingediend, doet afbreuk aan de aannemelijkheid en noodzaak tot internationale bescherming.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft overwogen dat het gegeven dat eiseres pas na bijna drie jaar een asielaanvraag heeft ingediend afbreuk doet aan de aannemelijkheid en noodzaak tot internationale bescherming. De stelling dat eiseres heeft geprobeerd asiel aan te vragen, maar over 1,5 jaar moest terugkomen en vervolgens weer de mededeling kreeg dat zij na een jaar terug moest komen, is niet nader onderbouwd. De rechtbank overweegt hierbij dat eiseres heeft verklaard in het bezit te zijn van een brief van de Griekse autoriteiten, maar deze is niet door eiseres overgelegd. De minister heeft dan ook kunnen overwegen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eiseres.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond vanwege het geconstateerde motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar ziet wel aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. Dat betekent dat de minister geen nieuw besluit hoeft te nemen.
10. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
De minister moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,00 en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet de minister de proceskostenveroordeling betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt de minister tot betaling van €1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.