In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres, een Somalische vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en het opleggen van een terugkeerbesluit beoordeeld. Eiseres had op 28 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 4 februari 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister het referentiekader van eiseres ten onrechte niet kenbaar heeft betrokken in de besluitvorming. Eiseres heeft verklaard dat zij halverwege augustus 2019 door haar oom is uitgehuwelijkt aan een man van Al Shabaab en dat zij vreest voor haar leven bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van eiseres en dat het besluit niet deugdelijk gemotiveerd is. Ondanks de geconstateerde motiveringsgebreken, besluit de rechtbank om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, wat betekent dat de minister geen nieuw besluit hoeft te nemen.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar kent eiseres een vergoeding van haar proceskosten toe, die de minister moet betalen. De proceskosten worden vastgesteld op € 1.814,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.