Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
[naam], V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 6 november 2025 in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen van een gezin. De aanvragen van de verzoekers, die asiel vroegen in Nederland, zijn door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De minister heeft zich beroepen op de Dublin-regelgeving, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van de verzoekers.
Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft op dezelfde dag ook uitspraak gedaan in andere aanverwante zaken, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.