Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In de zaak tussen de verzoeker, een asielzoeker, en de minister van Asiel en Migratie, heeft de rechtbank Den Haag op 7 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker had op 9 december 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, waarin het beroep van de verzoeker ongegrond was verklaard. Gezien deze eerdere uitspraak werd het verzoek om een voorlopige voorziening als ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier.