ECLI:NL:RBDHA:2025:208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
NL24.49162
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Kroatië

In de zaak tussen de verzoeker, een asielzoeker, en de minister van Asiel en Migratie, heeft de rechtbank Den Haag op 7 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker had op 9 december 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, waarin het beroep van de verzoeker ongegrond was verklaard. Gezien deze eerdere uitspraak werd het verzoek om een voorlopige voorziening als ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49162

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, in de zaak met nummer NL24.49161, heeft de rechtbank het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft ongegrond verklaard. Om die reden zal het verzoek als ongegrond worden afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 7 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.