ECLI:NL:RBDHA:2025:20789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
C/09/669423 / FA RK 24-5032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk gezag en zorgregeling voor minderjarige na verzoek van de vader

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 oktober 2025 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag en een zorgregeling voor zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door mr. R. Shahbazi, heeft verzocht om samen met de moeder, vertegenwoordigd door mr. M.M.C. van der Sanden, belast te worden met het gezag over hun kind, geboren in 2012. De moeder heeft verweer gevoerd, stellende dat de vader geen significante rol heeft gespeeld in het leven van het kind en dat gezamenlijk gezag verwarrend zou zijn voor het kind. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 29 september 2025, waar beide ouders aanwezig waren, bijgestaan door tolken en advocaten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, ondanks zijn beperkte betrokkenheid in de vroege jaren, recht heeft op een actieve rol in het leven van zijn kind. De rechtbank oordeelt dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vader toegewezen en bepaald dat de ouders gezamenlijk het gezag over het kind uitoefenen.

Daarnaast hebben de ouders overeenstemming bereikt over een zorgregeling, waarbij het kind om de week bij de vader verblijft. De rechtbank heeft deze regeling goedgekeurd, met de voorwaarde dat er geen andere mannen in het huis van de vader overnachten en dat de vader het kind niet alleen thuis laat. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5032
Zaaknummer: C/09/669423
Datum beschikking: 27 oktober 2025

Gezag en omgangs-/zorgregeling

Beschikking op het op 3 juli 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R. Shahbazi te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.M.C. van der Sanden te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder, het verzoekschrift.
De minderjarige [minderjarige] heeft zich schriftelijk uitgelaten over het verzoek.
Op 29 september 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door mr. E.H. van de Gein als waarnemend advocaat en een tolk, H. Abdullah;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk, H. Abdullah.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt ertoe
  • de vader gezamenlijk met de moeder te belasten met het gezag over [minderjarige] ;
  • een regeling te treffen inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dan wel inzake de omgang tussen de vader en [minderjarige] , in die zin dat [minderjarige] om de week van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19:00 uur bij de vader verblijft;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats]
(roepnaam: [minderjarige] ).
  • Zowel de vader als [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit. Van de moeder is geen nationaliteit bekend.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland ligt, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de voorliggende verzoeken.
Gezag
Wettelijk kader
Op grond van art. 1:253c BW eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van een kind, die nooit het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag te belasten. Dit verzoek wordt op grond van het tweede lid van voornoemd artikel slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Inhoudelijke beoordeling
De vader verzoekt om hem mede te belasten met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] . Hij wil zijn vaderrol actief kunnen vervullen. De vader heeft het gevoel dat hij op dit moment alleen op de hoogte wordt gehouden over negatieve ontwikkelingen in het leven [minderjarige] , tenzij hij hier zelf naar vraagt. Ook wordt hij onvoldoende geïnformeerd over vakanties of ziekmeldingen van [minderjarige] op school. De vader wil mee kunnen beslissen over belangrijke zaken in het leven van [minderjarige] . Zo wil hij bijvoorbeeld meebeslissen over vakanties, zodat hij er zeker van kan zijn dat de moeder dan met [minderjarige] op een veilige plek verblijft. Het is in het belang van [minderjarige] dat de vader samen met de moeder het gezamenlijk gezag uitoefent. Dat is ook het uitgangspunt van de wetgever. [minderjarige] zal niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vader is in staat en bereid om over alle zaken aangaande [minderjarige] met de moeder te communiceren, op een wijze die niet belastend is voor [minderjarige] . Hij acht partijen hier ook toe in staat.
De moeder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het gezamenlijk gezag. Volgens de moeder heeft de vader heeft sinds de geboorte van [minderjarige] geen rol van betekenis gespeeld in haar leven. In de eerste periode na haar geboorte was er zelfs helemaal geen contact tussen de vader en [minderjarige] . De moeder heeft de vader destijds om hulp gevraagd, maar heeft deze niet gekregen. De vader heeft [minderjarige] pas in 2017 erkend. De moeder heeft het gevoel dat de erkenning slechts heeft plaatsgevonden, omdat de vader naar de buitenwereld wilde aantonen dat [minderjarige] zijn dochter was, en niet om zijn ouderrol naar [minderjarige] te vervullen. De moeder heeft de gezagsbeslissingen over [minderjarige] al die tijd in haar eentje genomen. De vader en de moeder hebben op dit moment weinig contact met elkaar. De moeder ziet daarom niet in hoe het gezamenlijk gezag zou kunnen worden vormgegeven. Ook voor [minderjarige] zou het erg verwarrend zijn als haar vader opeens mee mag beslissen over keuzes in haar leven. Wellicht kan gezamenlijk gezag over een aantal jaren aan de orde zijn als de vader op dat moment op meer reguliere basis contact heeft met [minderjarige] en partijen onderling ook beter in staat zijn tot overleg.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om hem mede met het gezag te belasten toewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen redenen om af te wijken van het wettelijk uitgangspunt dat gezamenlijk gezag in het belang van een kind is. De moeder heeft niet gesteld en het is de rechtbank ook niet gebleken dat bij gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige] kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om te oordelen dat afwijzing van het verzoek tot gezamenlijk gezag anderszins in het belang van het [minderjarige] noodzakelijk is. De beperkte betrokkenheid van de vader in de vroege jaren van [minderjarige] , zoals door de moeder gesteld, leidt niet tot een andere conclusie. Toewijzing van het verzoek van de vader brengt juist mee dat de vader verplicht zal zijn om zijn rol als ouder actief te vervullen. [minderjarige] heeft er ook recht op dat haar beide ouders betrokken worden bij belangrijke beslissingen die haar aangaan. Verder is onvoldoende gebleken dat de ouders niet in staat zijn tot communicatie en overleg. De rechtbank zal daarom bepalen dat de ouders voortaan gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitoefenen.
Nu de rechtbank het verzoek van de vader om de vader en de moeder gezamenlijk met het ouderlijk gezag te belasten, heeft toegewezen, zal zij in het vervolg spreken over een zorgregeling.
Zorgregeling
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:253a tweede lid onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van één van hen een zorgregeling vaststellen. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Inhoudelijke beoordeling
Op de zitting hebben de ouders na een korte schorsing overeenstemming bereikt over de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] . De ouders zijn overeengekomen dat [minderjarige] bij de vader zal zijn op zaterdag 11 oktober 2025 en zaterdag 25 oktober 2025 van 11:00 uur tot 19:00 uur. Daarna zal [minderjarige] met ingang van zaterdag 8 november 2025 eens per twee weken van zaterdag 12:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de vader verblijven. [minderjarige] zal daarbij zelfstandig van en naar haar vader reizen. Verder zijn de ouders overeengekomen dat voor alle bezoeken de voorwaarde geldt dat er geen mannen, behalve de vader, in het huis van de vader zullen overnachten, en ook overdag, uitzonderingen daargelaten, niet in het huis aanwezig zullen zijn. Daarnaast geldt de afspraak dat de vader [minderjarige] niet alleen in zijn huis achterlaat. Wanneer hij een feestje heeft of uitgaat, zal [minderjarige] bij de moeder verblijven. Verder zijn de ouders overeengekomen dat de moeder op de vrijdag voorafgaand aan het weekend waarin [minderjarige] bij de vader verblijft de vader per e-mail op de hoogte stelt van belangrijke ontwikkelingen in het leven van [minderjarige] .
De rechtbank zal conform de tussen de ouders bereikte overeenstemming beslissen, nu niet is gebleken dat het belang van [minderjarige] zich daartegen verzet. Het meer of anders verzochte ten aanzien van de zorgregeling zal de rechtbank afwijzen. De vader heeft geen verzoek tot het vaststellen van een informatieregeling ingediend. De afspraak omtrent de informatie over [minderjarige] die de moeder met de vader zal delen, zal daarom niet in het dictum worden opgenomen. De rechtbank gaat er wel vanuit dat partijen zich aan deze afspraak zullen houden, omdat zij deze afspraak op de zitting samen zijn overeengekomen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] ;
bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat [minderjarige] bij de vader zal zijn:
  • op zaterdag 11 oktober 2025 en zaterdag 25 oktober 2025 van 11:00 uur tot 19:00 uur;
  • met ingang van zaterdag 8 november 2025 eens per twee weken van zaterdag 12:00 uur tot zondag 17:00;
waarbij geldt dat er, behalve de vader, geen mannen in het huis van de vader zullen overnachten en dat de vader [minderjarige] niet alleen thuis laat;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, kinderrechter, bijgestaan door mr. M.J.W. Straatsma als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 27 oktober 2025.