Op 24 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de hoofdverblijfplaats van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder heeft op 22 november 2024 een verzoek ingediend om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. In een eerdere beschikking van 8 april 2025 was al bepaald dat de vader € 273,00 per maand per kind aan alimentatie aan de moeder betaalt, en was de behandeling van het verzoek tot de vaststelling van de hoofdverblijfplaats pro forma aangehouden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder een brief van de moeder met een referteverklaring van de vader, waarin hij zich niet verzet tegen het verzoek van de moeder en geen bezwaar maakt tegen een beslissing zonder mondelinge behandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de moeder niet wordt weersproken en op de wet gegrond is, en dat er geen belangen van de minderjarigen zijn die zich daartegen verzetten. De rechtbank heeft daarom besloten dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de moeder zal zijn en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. E.D.A. Geleijns, in tegenwoordigheid van griffier mr. M.J.W. Straatsma, en is uitgesproken op de openbare zitting van 24 oktober 2025.