ECLI:NL:RBDHA:2025:20771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
NL25.43011
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuriteit

Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, waarbij de rechtbank had bepaald dat de minister binnen acht weken een besluit moest nemen. De huidige uitspraak betreft het derde beroep van de eiser, die stelt dat de minister niet op tijd heeft beslist op zijn asielaanvraag van 3 augustus 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld.

De rechtbank constateert dat het beroep prematuur is ingediend, omdat de nadere beslistermijn van acht weken, zoals vastgesteld in de eerdere uitspraak van 25 augustus 2025, nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden aan de eiser, aangezien het beroep niet aan de vereisten voldoet voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.

De uitspraak is gedaan door rechter A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier A.S. van der Veen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, zoals vermeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.43011

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure (NL25.24216) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard. De minister moest binnen een termijn van acht weken alsnog een besluit nemen op de asielaanvraag.
1.1.
Deze uitspraak gaat over het derde beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 3 augustus 2023.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
2. De rechtbank stelt vast dat eiser beroep heeft ingesteld terwijl de nadere beslistermijn van acht weken zoals bepaald door de rechtbank in de uitspraak van
25 augustus 2025 nog niet was verstreken. Het beroep is te vroeg en dus prematuur ingediend en voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. [2]

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
A.S. van der Veen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.