ECLI:NL:RBDHA:2025:20752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
SGR 25/6801
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvraag reisdocument voor minderjarige geboren door middel van een draagmoederschapsconstructie

Op 6 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak over de aanvraag van een reisdocument voor een minderjarige, geboren uit een draagmoederschapsconstructie. Verzoekers, die beide de Nederlandse nationaliteit bezitten, hebben op 19 juli 2025 een aanvraag ingediend voor een paspoort voor hun kind, [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2025 in [geboorteplaats]. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag op 4 september 2025 afgewezen, omdat [minderjarige 1] volgens de minister niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat de minister een laissez-passer moet afgeven, zodat [minderjarige 1] naar [geboortedatum 2] kan reizen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was en dat de erkenning van de Colombiaanse geboorteakte in Nederland niet kan worden beoordeeld in deze procedure. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van het gezinsleven van verzoekers en de noodzaak om [minderjarige 1] zo snel mogelijk mee te nemen naar [geboortedatum 2]. De minister werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekers.

De uitspraak is gedaan in het openbaar en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/6801

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 november 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. N. van der Storm),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, de minister

(gemachtigde: mrs. J.L.K. Hu en I.S. IJserinkhuijsen).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de beslissing van de minister om de aanvraag van verzoekers voor een reisdocument voor [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ) niet in behandeling te nemen. Verzoekers zijn het hier niet mee eens.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat de minister een laissez-passer moet afgeven, zodat [minderjarige 1] naar [geboortedatum 2] kan reizen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2.1.
Verzoekers hebben op 19 juli 2025 bij de Nederlandse Ambassade in Bogota (Colombia) een aanvraag ingediend voor een paspoort voor [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2025 in [geboorteplaats] .
2.2.
De minister heeft verzoekers met het besluit van 4 september 2025 meegedeeld dat de aanvraag niet in behandeling is genomen, omdat [minderjarige 1] niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.3.
De minister heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers (via een videoverbinding), de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
3.1.
Verzoekers hebben beide de Nederlandse nationaliteit en wonen op [geboortedatum 2] . Zoals hiervoor onder 2.1. is weergegeven, hebben verzoekers voor [minderjarige 1] bij de Nederlandse Ambassade in Bogota een reisdocument aangevraagd. [minderjarige 1] is in Colombia geboren door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap uit een Colombiaanse draagmoeder. Verzoekers en de draagmoeder hebben daartoe een draagmoederschapsovereenkomst gesloten. Op de Colombiaanse geboorteakte staan verzoekers als de ouders van [minderjarige 1] vermeld. [verzoekster] verblijft op dit moment met [minderjarige 1] in [plaats] samen met zijn broertje [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2025. [minderjarige 2] is net als [minderjarige 1] geboren uit een Colombiaanse draagmoeder door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap. Voor [minderjarige 2] is abusievelijk een laissez-passer en later een Nederlands paspoort verstrekt. Het aan hem verstrekte paspoort is van rechtswege vervallen verklaard.
3.2.
Verzoekers hebben na het indienen van hun verzoekschrift een zogenoemd Rapport Rechtsgeldig Verwantschapsonderzoek van Verilabs van 27 oktober 2025 overgelegd. Daaruit blijkt dat het met een waarschijnlijkheid van meer dan 99,9% is aangetoond dat verzoekers de biologische ouders zijn van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.3.
De minister heeft de aanvraag niet in behandeling genomen. Daartoe heeft de minister besloten omdat [verzoekster] op de geboorteakte als moeder staat vermeld, terwijl volgens Nederlands recht de draagmoeder de juridische moeder is. Volgens de minister is de geboorteakte daarom inhoudelijk onjuist. Hierdoor kan de identiteit en de Nederlandse nationaliteit van [minderjarige 1] nog niet worden vastgesteld. Volgens de minister moet eerst een Nederlandse rechter oordelen over de draagmoederschapsconstructie voordat de Nederlandse nationaliteit kan worden vastgesteld en er een Nederlands reisdocument kan worden afgegeven. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat [minderjarige 1] met een noodpaspoort of een laissez-passer naar [geboortedatum 2] mag reizen. Ook willen zij dat aan [minderjarige 1] een visum wordt verleend zodat hij gedurende de vaststellingsprocedure rechtmatig met het gezin van verzoekers in [geboortedatum 2] kan verblijven.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
4.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er voldoende spoedeisend belang is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld. De voorzieningenrechter is van oordeel het spoedeisend belang in deze is gegeven.
4.2.
De vraag die de voorzieningenrechter moet beantwoorden is of de Colombiaanse geboorteakte in Nederland moet worden erkend. Die vraag kan de voorzieningenrechter in deze procedure niet beantwoorden. Die bevoegdheid is voorbehouden aan de civiele rechter.
Het verstrekken van een Nederlands paspoort hangende bezwaar is daarom ook een te verstrekkende voorziening.
4.3.
In het verlengde daarvan leent het verzoek om een voorlopige voorziening zich, mede gelet op de spoedeisendheid, niet om de rechtmatigheid van het bestreden besluit volledig te beoordelen. Daarom volstaat de voorzieningenrechter in deze spoedprocedure met een afweging van de belangen die voor en tegen het treffen van een voorlopige voorziening pleiten.
4.5.
De minister heeft aangevoerd dat het van groot belang is dat het vertrouwen in Nederlandse reisdocumenten wordt behouden, omdat deze fungeren als bewijzen van identiteit en nationaliteit. Op grond van de Paspoortwet komen daarom uitsluitend personen met de Nederlandse nationaliteit of met een Nederlands verblijfsrecht in aanmerking voor een Nederlands reisdocument en heeft de minister geen ruimte om zo’n document op grond van een belangenafweging toch ook aan anderen toe te kennen. De minister heeft in dat verband aangevoerd dat erkenning van de Colombiaanse geboorteakte van [minderjarige 1] in strijd is met de Nederlandse openbare orde, aangezien in de geboorteakte - in afwijking van het Nederlandse recht - de draagmoeder niet als moeder is vermeld en dat de zorgvuldigheid van het draagmoederschapstraject nader moet worden beoordeeld door een Nederlandse (civiele) rechter.
4.6.
Tegenover dit belang, staat het belang van verzoekers om [minderjarige 1] zo spoedig mogelijk mee te kunnen nemen naar [geboortedatum 2] . De voorzieningenrechter ziet gelet op alle overgelegde documenten geen concrete aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het draagmoedertraject en de intentie van verzoekers om voor [minderjarige 1] te zorgen en hem op te voeden. De minister betwist dat ook niet. Over de genetische verwantschap bestaat ook geen twijfel, gezien de uitkomst van het verwantschapsonderzoek dat is verricht door Verilabs. Daarom acht de voorzieningenrechter het ook aannemelijk dat, na het doorlopen van alle daarvoor noodzakelijke procedures, vastgesteld zal worden dat [minderjarige 1] de Nederlandse nationaliteit heeft of zal verkrijgen. Verder acht de voorzieningenrechter van zwaarwegend belang dat verzoekers en [minderjarige 1] zo spoedig mogelijk samen een stabiel gezinsleven kunnen uitoefenen in [geboortedatum 2] , waar verzoekers wonen en werken. Tot slot weegt de voorzieningenrechter mee dat de minister weliswaar heeft aangevoerd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van een laissez-passer, maar hij zich ook niet verzet tegen een opdracht van de voorzieningenrechter om een laissez-passer ten behoeve van [minderjarige 1] te verstrekken.
4.7.
De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom toewijzen en de minister opdragen om ten behoeve van [minderjarige 1] zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden, een laissez-passer te verstrekken waarmee hij met verzoekers [geboortedatum 2] kan inreizen.
4.8.
Ter zitting is besproken dat naast het laissez-passer ook een visum nodig is om toegang en verblijf te krijgen op [geboortedatum 2] . De gemachtigde van de minister heeft aangegeven dat naast het laissez-passer een zogenaamd Caribisch visum kan worden afgegeven. Daarbij heeft zij de kanttekening gemaakt dat de minister niet eerder een dergelijke voorziening heeft getroffen voor Nederlanders die op [geboortedatum 2] verblijven en dat nog onduidelijk is hoe de Arubaanse autoriteiten hiermee om zullen gaan. Gelet op het voorgaande gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de minister naast het laissez-passer een Caribisch visum ten behoeve van [minderjarige 1] zal verstrekken.

Conclusie en gevolgen

5.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en zal de minister opdragen om zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen één week na verzending van deze uitspraak een laissez-passer ten behoeve van [minderjarige 1] te verstrekken waarmee hij [geboortedatum 2] kan inreizen.
5.2.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat de minister het griffierecht aan verzoekers vergoedt en om hem te veroordelen in de proceskosten van verzoekers, begroot op € 1.814, - Dit is een forfaitair bedrag dat volgt uit het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het indienen van het verzoekschrift en het verschijnen ter zitting. De voorzieningenrechter ziet geen reden om hier in dit geval vanaf te zien, zoals de minister heeft voorgesteld.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat de minister wordt opgedragen om, zo snel als mogelijk, maar uiterlijk binnen één week nadat deze uitspraak is verzonden, een laissez-passer te verstrekken aan [minderjarige 1] waarmee hij [geboortedatum 2] kan inreizen;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 194,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.