ECLI:NL:RBDHA:2025:2071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
24/1997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie kinderopvangtoeslag en vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2025, in de zaak tussen eiseres en de Dienst Toeslagen, werd het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om compensatie voor de jaren 2006, 2009 en 2010 behandeld. Eiseres had eerder verzocht om een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag, maar de Dienst Toeslagen had dit verzoek afgewezen op basis van adviezen van de Commissie van Wijzen (CvW). De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was van vooringenomenheid of hardheid van het wettelijk stelsel, wat de afwijzing van de compensatie rechtvaardigde. Eiseres had geen recht op compensatie omdat de teruggevorderde bedragen voor de jaren 2006, 2009 en 2010 onder de drempel van € 1.500 lagen. De rechtbank concludeerde dat de Dienst Toeslagen correct had gehandeld en dat eiseres geen recht had op de gevraagde compensatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding en griffierecht af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1997

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S.V. Hendriksen),
en

de Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet verrichten van een herbeoordeling over het jaar 2005 en de weigering van verweerder om compensatie toe te kennen voor de jaren 2006, 2009 en 2010.
1.1
Verweerder heeft in de primaire besluiten van 5 juli 2021 en 25 juli 2022 het verzoek om compensatie afgewezen voor de jaren 2006 tot en met 2012. In het bestreden besluit van 26 februari 2024 is verweerder bij die besluiten gebleven.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaan deze zaken over?
2. Eiseres heeft op 6 februari 2020 verzocht om haar persoonlijk dossier. Verweerder heeft dit verzoek aangemerkt als een verzoek om herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Op 4 juni 2020 heeft eiseres in een telefoongesprek met de persoonlijk zaakbehandelaar aangegeven dat haar verzoek betrekking heeft op de jaren 2009 tot en met 2012. Op 16 juni 2020 is het verzoek uitgebreid naar de jaren 2007 en 2008.
3. Verweerder heeft advies gevraagd aan de Commissie van Wijzen (CvW). De CvW heeft in haar advies van 6 april 2021 geconcludeerd dat de compensatieregeling niet van toepassing is voor de jaren 2007 tot en met 2012. Volgens de CvW is niet gebleken dat bij de controle over de toeslagjaren 2007 tot en met 2012 in strijd is gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur. In de periode vanaf het jaar 2007 tot aan de stopzetting van de kinderopvangtoeslag per 16 september 2010, hebben slechts reguliere wijzigingen plaatsgevonden en voor de periode na 26 september 2010 is er geen kinderopvangtoeslag meer aangevraagd. Voor de jaren 2007 tot en met 2012 is dan ook geen sprake van institutioneel vooringenomen handelen.
4. Bij besluit van 5 juli 2021 heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de CvW, het verzoek om compensatie voor de jaren 2007 tot en met 2012 afgewezen.
5. Op 24 februari 2022 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2006. De CvW heeft in haar advies van 1 juni 2022 geconcludeerd dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn voor het jaar 2006. Het voorschot kinderopvangtoeslag is namelijk herzien naar aanleiding van een stopzetting met ingang van 1 augustus 2006 en de hogere definitieve vaststelling is gebaseerd op het toetsingsinkomen en de jaargegevens die eiseres heeft verstrekt. Volgens de CvW zijn er geen aanwijzingen dat de definitieve vaststelling onjuist is.
6. Bij afzonderlijke besluiten van 25 juli 2022 heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de CvW, het verzoek om compensatie voor het jaar 2006 afgewezen.
7. In het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftenadviescommissie (BAC), ongegrond verklaard.
Wat vindt eiseres in beroep?
8. Eiseres wijst erop dat haar gemachtigde tijdens de hoorzitting bij de BAC heeft aangegeven dat zij ook voor het jaar 2005 gedupeerd is als gevolg van de toeslagenaffaire.
Verweerder had daarom ook het jaar 2005 moeten herbeoordelen. Eiseres is het verder niet eens met de weigering van verweerder om compensatie toe te kennen voor de jaren 2006, 2009 en 2010. Met betrekking tot het jaar 2006 voert eiseres aan dat het besluit van
8 april 2008 niet klopt, omdat de toegekende kinderopvangtoeslag niet overeenkomt met de factuur van het kinderdagverblijf van 18 oktober 2006. Met betrekking tot het jaar 2009 heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting het nadere standpunt ingenomen dat sprake is van vooringenomen handelen, omdat eiseres haar bezwaarschrift op aandringen van verweerder heeft ingetrokken. Met betrekking tot het jaar 2010 voert eiseres aan dat zij de kinderopvangtoeslag niet heeft stopgezet. Eiseres wijst daarnaast nog op het door haar vader ingediende verzoek om kwijtschelding van 21 november 2012, wat niet is behandeld door verweerder. Volgens eiseres had verweerder dit verzoek moeten aanmerken als een verzoek om een betalingsregeling. Eiseres stelt tot slot dat sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat haar persoonlijk dossier fouten bevat.
Wat vindt verweerder in beroep?
9. Verweerder stelt dat het jaar 2005 niet is beoordeeld, omdat dat jaar geen
onderdeel uitmaakte van het initiële verzoek van eiseres om een herbeoordeling. Eiseres heeft geen recht op compensatie voor de jaren 2006, 2009 en 2010, omdat niet is gebleken dat verweerder vooringenomen heeft gehandeld dan wel dat sprake is van hardheid van het wettelijk stelsel. Het verzoek om kwijtschelding kan niet worden aangemerkt als een verzoek om een betalingsregeling. Eiseres is bovendien geen betalingsregeling geweigerd vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld, zodat geen recht bestaat op een O/GS-tegemoetkoming.
Wat is het toetsingskader?
10. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt van de hersteloperatie is dat gedupeerde ouders alsnog ontvangen wat ten onrechte is teruggevorderd of onthouden, aangevuld met een vergoeding voor materiële en immateriële schade. Uit artikel 2.1, eerste lid, van de Wet hersteloperatie (Wht) volgt dat verweerder compensatie toekent aan een aanvrager die schade heeft geleden doordat ten aanzien van hem in de periode vóór
23 oktober 2019 bij de beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem vóór 23 oktober 2019 werd toegepast. Om voor compensatie in aanmerking te komen dient dus in ieder geval sprake te zijn van schade die eiseres daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van de institutionele vooringenomenheid of van de hardheid die heeft geleid tot een terugvordering van kinderopvangtoeslag of tot stopzetting van de voorschotverlening. [1]
11. In de memorie van toelichting bij artikel 2.1 van de Wht [2] worden vijf aspecten van institutionele vooringenomenheid benoemd: (1) collectieve stopzetting zonder een voorafgaande individuele beoordeling die dit rechtvaardigde; (2) het breed uitvragen van bewijsstukken over een of meerdere jaren; (3) zero tolerance-onderzoek naar fouten, tekortkomingen en ontbreken bewijsstukken, al dan niet met een tweede check wanneer bij eerste lezing geen grond voor afwijzing was gevonden; (4) het niet nader uitvragen van informatie bij gebleken tekortkomingen in de door de ouder verstrekte bewijsstukken; (5) het afwijzen of reduceren van de aanspraak op kinderopvangtoeslag bij de minste of geringste onregelmatigheid in de door de ouder verstrekte bewijsstukken. Ieder aspect afzonderlijk hoeft niet noodzakelijkerwijs te duiden op institutionele vooringenomenheid, net zomin als het ontbreken van een van deze aspecten wijst op de afwezigheid daarvan. Er kunnen ook nog aanvullende aanwijzingen zijn van institutionele vooringenomenheid.
12. In artikel 2.1, vierde lid, van de Wht is bepaald dat een aanvrager van een kinderopvangtoeslag als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, niet in aanmerking komt voor compensatie van schade met betrekking tot een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het jaar 2005
13. De rechtbank stelt vast dat het jaar 2005 geen onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit. Het jaar 2005 valt daarom buiten de omvang van dit geding. Verweerder heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat de bezwaarbehandelaar het jaar 2005 wel heeft bekeken en dat gebleken is dat eiseres voor dat jaar geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Verweerder heeft om die reden afgezien van het uitvoeren van een herbeoordeling. Ter zitting heeft verweerder aangegeven desgewenst bereid te zijn om alsnog een beslissing te nemen over het jaar 2005. De gemachtigde van eiseres heeft aangegeven dat hij het aanbod van verweerder zal voorleggen aan eiseres.
Het jaar 2006
14. Verweerder heeft op 16 januari 2025 aanvullende producties overgelegd die betrekking hebben op het jaar 2006. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen de late indiening van deze producties. De rechtbank zal echter geen gevolgen verbinden aan de late indiening van deze producties, omdat niet is gebleken dat eiseres door de late indiening in haar procesbelangen is geschaad.
15. De kinderopvangtoeslag is laatstelijk vastgesteld bij besluit van 8 april 2008 op een bedrag van € 3.414. De rechtbank leidt uit het dossier af dat die vaststelling is gebaseerd op het toetsingsinkomen van eiseres en de door haar ingestuurde factuur van het kinderdagverblijf van 18 oktober 2006. Verweerder heeft met name in zijn reactie van
30 oktober 2023 gemotiveerd toegelicht dat de door eiseres ontvangen kinderopvangtoeslag van € 3.414 overeenkomt met de opvanguren die vermeld staan op de factuur van
18 oktober 2006. Uit het dossier kan de rechtbank voor het jaar 2006 geen vooringenomen handelen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht aan de zijde van verweerder opmaken. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor compensatie.
16. Als eiseres het niet eens was met de hoogte van de aan haar voor dit jaar toegekende kinderopvangtoeslag, had zij bezwaar moeten maken tegen het besluit van 8 april 2008 en haar gronden in die procedure naar voren moeten brengen. Eiseres kan in deze procedure de rechtmatigheid van het besluit van 8 april 2008 niet aan de bestuursrechter voorleggen, omdat dat besluit in rechte vaststaat en formele rechtskracht heeft gekregen. Tegen dat besluit heeft immers een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang opengestaan. Het besluit van 8 april 2008 valt dan ook buiten de omvang van dit geding.
Het jaar 2009
17. De kinderopvangtoeslag is bij besluit van 25 augustus 2010 definitief vastgesteld op een bedrag van € 4.654. Met dagtekening 23 augustus 2010 heeft eiseres daartegen bezwaar gemaakt en een jaaropgave ingestuurd. De rechtbank leidt uit het door verweerder overgelegde xml-bestand [3] af dat eiseres het bezwaar daarna telefonisch heeft ingetrokken, na uitleg van verweerder. Het dossier geeft geen aanwijzingen voor de stelling van de gemachtigde dat eiseres het bezwaar op aandringen van verweerder zou hebben ingetrokken. Verweerder heeft in zijn reactie van 30 oktober 2023 toegelicht dat het waarschijnlijk is dat eiseres tijdens het telefoongesprek uitgelegd heeft gekregen dat de kinderopvangtoeslag conform de door haar ingestuurde jaaropgave en dus juist was berekend. Op 13 november 2012 is de kinderopvangtoeslag vervolgens herzien tot een bedrag van € 4.580, waardoor eiseres een bedrag van € 74 heeft moeten terugbetalen. De rechtbank leidt uit productie 24E af dat die terugvordering het gevolg is van het gewijzigde toetsingsinkomen van eiseres en dus losstaat van het eerder ingediende en al ingetrokken bezwaar. Ook als er geen bezwaar was ingediend, was eiseres ook dan geconfronteerd geweest met een terugvordering van € 74. Tegen het besluit van 13 november 2012 heeft eiseres overigens geen bezwaar ingesteld of op een andere manier gereageerd. Uit het voorgaande kan de rechtbank geen vooringenomen handelen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht aan de zijde van verweerder opmaken. Ook voor dit jaar is eiseres dus terecht niet in aanmerking gebracht voor compensatie.
Het jaar 2010
18. De rechtbank leidt uit het dossier af dat de eerste neerwaartse aanpassing [4] van de kinderopvangtoeslag het gevolg is van een op 23 augustus 2010 digitaal ingediende stopzetting per 16 september 2010. Uit het overgelegde xml-bestand [5] blijkt dat de stopzetting op naam en met de gegevens van eiseres is ingediend. Er zijn geen aanwijzingen dat eiseres niet degene is geweest die de kinderopvangtoeslag heeft stopgezet. Tegen het besluit van 11 september 2010 die op de stopzetting volgde is bovendien geen bezwaar ingesteld of op een andere manier gereageerd door eiseres. Evenmin is gebleken dat eiseres na 16 september 2010 nog gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang. De kinderopvangtoeslag is vervolgens conform de door eiseres overgelegde jaaropgave definitief vastgesteld op een bedrag van € 898. Al deze reguliere wijzigingen in de hoogte van het recht op kinderopvangtoeslag vloeien naar het oordeel van de rechtbank niet voort uit vooringenomenheid aan de kant van verweerder. Eiseres is ook voor dit jaar terecht niet in aanmerking gebracht voor compensatie.
Hardheid
19. Omdat de teruggevorderde bedragen over de jaren 2006, 2009 en 2010 minder dan € 1.500 bedroegen, kan eiseres voor die jaren niet in aanmerking komen voor compensatie op grond van de hardheid van het stelsel. [6]
Verzoek om kwijtschelding
20. De rechtbank leidt uit het dossier af dat het verzoek om kwijtschelding niet gericht was aan verweerder, maar aan de inspecteur van de inkomstenbelasting (de inspecteur). Dat eiseres meent dat de inspecteur en verweerder hetzelfde bestuursorgaan zijn, is onjuist. De inspecteur en verweerder zijn twee verschillende bestuursorganen, die los van elkaar staan en hun eigen bevoegdheden hebben. In het verzoek is bovendien niet kenbaar gemaakt dat eiseres een betalingsregeling voor een terugvordering van de kinderopvangtoeslag had gewild. Dit terwijl eiseres reeds in het besluit van 25 augustus 2010 [7] is gewezen op de mogelijkheid van een betalingsregeling. Gelet hierop had verweerder, anders dan eiseres meent, geen aanleiding om het verzoek om kwijtschelding op te vatten als een verzoek om een betalingsregeling voor de terugvordering van de kinderopvangtoeslag. Dat verweerder het verzoek om kwijtschelding niet in behandeling heeft genomen, maakt dan ook niet dat verweerder jegens eiseres vooringenomen of in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld.
21. Dat het verzoek om kwijtschelding niet is aangemerkt als een verzoek om een betalingsregeling, vormt ook geen grond om ingevolge artikel 2.6, eerste lid, van de Wht aan eiseres een O/GS-tegemoetkoming toe te kennen. Eiseres heeft namelijk niet de onterechte kwalificatie opzet of grove schuld gekregen. Van het niet toekennen van een betalingsregeling vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld, kan daarom geen sprake zijn.
Zorgvuldigheidsbeginsel
22. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat haar persoonlijk dossier fouten bevat. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres een bladzijde van het hersteldossier overgelegd waarop volgens haar ten onrechte is vermeld dat zij in het jaar 2008 een toeslagpartner had. De rechtbank constateert dat de door eiseres overgelegde bladzijde niet afkomstig kan zijn uit haar hersteldossier, nu uit de overgelegde bladzijde volgt dat recht bestaat op compensatie voor het jaar 2008 terwijl in het dossier van eiseres vast is komen te staan dat zij voor dat jaar niet in aanmerking komt voor compensatie. Het betoog van eiseres slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten. Ook krijgt zij geen vergoeding voor het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
18 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2021-2022, 36 151, nr. 3, p.72.
2.Kamerstukken II, 2021-2022, 36 151, nr. 3, p. 70 en 71.
3.Zie productie 1 bij de schriftelijke reactie van verweerder van 30 oktober 2023.
4.Zie productie 29B.
5.Zie productie 2 bij de schriftelijke reactie van verweerder van 30 oktober 2023.
6.Zie bladzijde 10 van productie 23 bij de brief van verweerder van 16 januari 2025 en productie 12.
7.Zie productie 24D.