ECLI:NL:RBDHA:2025:20685

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
NL25.42422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Oegandees met betrokkenheid bij National Unity Platform

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Oegandees, diende op 12 september 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 28 augustus 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 15 oktober 2025, met instemming van beide partijen, besloten het onderzoek zonder zitting af te doen. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft met de Oegandese autoriteiten vanwege zijn betrokkenheid bij de National Unity Platform (NUP). Hij werd in Oeganda verdacht van landverraad en heeft zijn land op 29 maart 2021 verlaten. De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank vindt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk wordt gezocht door de Oegandese autoriteiten. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten en zijn verklaringen zijn inconsistent. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.42422

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Ross),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser heeft op 12 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 augustus 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
Op 15 oktober 2025 heeft de rechtbank, met instemming van de partijen, het onderzoek gesloten zonder dat een zitting plaatsvindt.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. Bij brief van 14 oktober 2025 heeft de gemachtigde van eiser verzocht om de zitting achterwege te laten en de zaken inhoudelijk op de stukken af te doen. Bij brief van 14 oktober 2025 heeft verweerder hiermee ingestemd. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank besloten een zitting achterwege te laten. [1]
Waar gaat deze zaak over?
Asielrelaas
3. Eiser heeft de Oegandese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1986. Eiser heeft verklaard dat hij in Oeganda betrokken is geweest bij de National Unity Platform (NUP). Op 12 maart 2021 werd eiser gebeld door [naam] , die wilde dat hij zich bij het centrale politiebureau (CPS) van [plaats] zou melden. Vervolgens werd eisers auto in beslag genomen. De voorzitter van de taxistandplaats en een collega gingen naar het CPS om te informeren naar de reden van de inbeslagname van de auto. Later heeft eisers pleegvader ook geïnformeerd bij het CPS. Zo is hij erachter gekomen dat hij werd verdacht van landverraad, voornemen tot brandstichting in [plaats] en betalingen aan de NUP. Eiser heeft daarop ondergedoken gezeten bij een vriend. Omdat de situatie niet verbeterde, heeft hij op 29 maart 2021 Oeganda verlaten.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
eisers identiteit, nationaliteit en herkomst (ook wel het eerste asielmotief);
eisers problemen met de Oegandese autoriteiten als gevolg van zijn betrokkenheid bij de NUP (ook wel het tweede asielmotief).
4.1.
Verweerder vindt het eerste asielmotief geloofwaardig. Verweerder vindt het ook geloofwaardig dat eiser betrokken is geweest bij de NUP. Verweerder gelooft echter niet dat eisers als gevolg daarvan problemen heeft met de Oegandese autoriteiten, nu eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen en hij niet zo spoedig mogelijk zijn asielaanvraag heeft ingediend en daar geen goede reden voor heeft. [2] Verweerder vindt verder dat eiser bij terugkeer naar Oeganda geen gegronde vrees voor vervolging heeft en geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiser is van mening dat verweerder ten onrechte het tweede asielmotief ongeloofwaardig vindt. Eiser vindt dat hij coherente verklaringen heeft afgelegd en dat zijn relaas past in het beeld van vervolging van NUP-leden. Dat verweerder een aantal aspecten ‘niet logisch’ vindt, is volgens eiser onvoldoende om het motief ongeloofwaardig te achten. Eiser verwijt verweerder een westerse denkwijze. Bovendien voert eiser aan verweerder ten onrechte zijn paspoort essentieel acht voor de geloofwaardigheid van zijn illegale uitreis. Ook is ten onrechte geoordeeld dat de mensenhandel ongeloofwaardig is, nu dit aan het Openbaar Ministerie is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank beoordeelt of verweerder eisers asielaanvraag kon afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Mocht verweerder ongeloofwaardig vinden dat eiser problemen heeft met de Oegandese autoriteiten als gevolg van zijn betrokkenheid bij de NUP?
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat het niet geloofwaardig is dat eiser problemen heeft met de Oegandese autoriteiten als gevolg van zijn betrokkenheid bij de NUP.
7.1.
Zo heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk wordt gezocht door de Oegandese autoriteiten. Zo is eiser slechts een keer gebeld door [naam] . Eiser heeft deze persoon een keer teruggebeld, maar daarna niets meer vernomen van de Oegandese autoriteiten. Daarnaast heeft hij zich niet gemeld bij het CPS en is niet gebleken dat dit consequenties heeft gehad. Ook hebben eisers zussen en pleegvader na zijn vertrek uit Oeganda niets vernomen van de politie. Eisers betoog dat uit landeninformatie volgt dat de Oegandese autoriteiten op deze manier NUP-leden vervolgen, maakt op zichzelf niet geloofwaardig dat eiser persoonlijk in de negatieve belangstelling staat van de Oegandese autoriteiten. Dat verweerder in dit kader een westerse denkwijze zou hebben toegepast volgt nergens uit blijkt.
7.2.
De rechtbank kan eiser volgen in zijn betoog dat niet van hem verwacht mag worden dat hij uitgebreid onderzoek doet naar zijn problemen met de Oegandese autoriteiten voordat hij uit zijn land vertrekt. Echter, het had op eisers weg gelegen om zich enigszins te verdiepen in zijn persoonlijke situatie alvorens hij het besluit neemt om zijn land te verlaten. Eisers stelling dat hij dit heeft nagelaten, omdat hij op de hoogte was van de vervolging van NUP-leden en uit zeer betrouwbare bronnen (zijn collega en pleegvader) had gehoord dat de Oegandese autoriteiten hem zochten, biedt daartoe onvoldoende verklaring.
7.3.
Verweerder heeft ook kunnen betrekken dat het ongeloofwaardig is dat de voorzitter van de taxistandplaats, collega en pleegvader bij het CPS informatie hebben kregen over eisers situatie. Verweerder heeft daarbij van belang kunnen achten dat het om een zware verdenking ging, namelijk landverraad. Eiser was bovendien nog op vrije voeten, waardoor de voorzitter, collega en pleegvader hem hadden kunnen waarschuwen. Niet valt daarom in te zien dat de politie aan derden zou hebben gemeld dat zij eiser zoeken voor landverraad. De enkele niet onderbouwde stelling dat het feit dat deze gang van zaken in Nederland niet gebruikelijk is, niet wil zeggen dat het in Oeganda niet mogelijk is, volgt de rechtbank dan ook niet.
7.4.
Ook heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de Oegandese autoriteiten is komen te staan. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij geen officieel lid was van de NUP en veel mensen dezelfde activiteiten voor de partij verrichtten als hij. [4] Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom juist hij extra opviel bij de Oegandese autoriteiten. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser geen documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij geld heeft overgemaakt aan de NUP en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de risico’s die hij nam bij zijn activiteiten voor de partij. Zo heeft hij enerzijds verklaard dat hij de risico’s niet in zag [5] en anderzijds dat hij zich wel bewust was van de risico’s. [6]
7.5.
Voorts heeft verweerder kunnen betrekken dat eisers verklaringen over zijn handelen na het telefoontje met [naam] ongeloofwaardig zijn. Uit eisers verklaringen volgt dat hij tijdens het telefoongesprek met [naam] al hoorde dat zijn auto bij iets strafbaars was betrokken, maar dat hij zich pas na de inbeslagname van zijn auto niet meer wilde melden bij het CPS. Eisers betoog dat hij zich zorgen maakte toen hij hoorde dat zijn auto bij iets strafbaars was betrokken en mensen in Oeganda valselijk worden beschuldigd, verklaart nog immer niet waarom hij pas na de inbeslagname van zijn auto afzag van zijn afspraak bij het CPS.
7.6.
Verweerder heeft verder kunnen tegenwerpen dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld en daar geen goede reden voor heeft. Eisers betoog dat het niet aan verweerder is om de mensenhandel op geloofwaardigheid te beoordelen, volgt de rechtbank niet. Verweerder dient namelijk te beoordelen of iemand een goede reden heeft om zich niet direct te melden bij de Nederlandse autoriteiten. Het lag derhalve op de weg van verweerder om nader in te gaan op de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over de mensenhandel waaraan hij na binnenkomst in Nederland stelt te zijn onderworpen.
7.7.
De rechtbank is verder van oordeel dat de tegenwerping van verweerder, dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij illegaal Oeganda is uitgereisd, in het kader van de geloofwaardigheidsbeoordeling niet als redelijke tegenwerping kan worden aangemerkt. Nu de overige tegenwerpingen van verweerder overeind blijven, heeft verweerder het tweede asielmotief toch ongeloofwaardig mogen vinden. Eisers beroepsgrond dat ‘onlogische’ verklaringen onvoldoende basis vormen voor deze conclusie, slaagt niet. Verweerder heeft immers niet slechts op grond van onlogische verklaringen het asielmotief ongeloofwaardig geacht.
7.8.
Verweerder heeft tot slot geen aanleiding hoeven zien om een individueel ambtsbericht op te vragen. Het is namelijk in de eerste plaats aan eiser om zijn asielmotief aannemelijk te maken. Daar is eiser, gelet op voorgaande overwegingen, niet in geslaagd. De samenwerkingsplicht gaat niet zo ver dat verweerder door middel van een individueel ambtsbericht moet onderzoeken of eiser problemen heeft met de Oegandese autoriteiten.
Mocht verweerder vinden dat eiser bij terugkeer geen gegronde vrees voor vervolging heeft of reëel risico loopt op ernstige schade?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser bij een terugkeer naar Oeganda geen gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade. Eisers beroepsgrond dat verweerder het risico bij terugkeer naar Oeganda niet zorgvuldig heeft beoordeeld, slaagt niet nu niet nader is geconcretiseerd waaruit volgt dat verweerder een onzorgvuldige beoordeling heeft gemaakt.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiser terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Het beroep is ongegrond.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.H. van der Velden, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 31, zesde lid, onder c en d, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Nader gehoor van 28 mei 2025, p. 26.
5.Nader gehoor van 28 mei 2025, p. 29.
6.Nader gehoor van 28 mei 2025, p. 30.