Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de minister tot betaling van een bedrag van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker.
Rechtbank Den Haag
In de zaak met zaaknummer NL25.4343 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Ceylan, had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend na de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Minister van Asiel en Migratie. De minister, vertegenwoordigd door mr. B.E.M. Goossens, had de aanvraag op 22 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en tegelijkertijd om een voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 september 2025 behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister en een tolk aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de hoofdzaak (zaaknummer NL25.4342), waarbij het beroep gegrond is verklaard. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Echter, omdat het beroep gegrond was, heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker, vastgesteld op € 907,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 oktober 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.